"Op 9 september jl. heeft het Gerecht EU arrest gewezen in de nietigheidszaak tussen Biscuits Poult SAS (“Poult”) en Banketbakkerij Merba B.V. (“Merba”). De zaak betrof het door Poult ingeschreven Gemeenschapsmodel voor een koekje, dat op 25 maart 2009 werd ingediend. Het model in kwestie bevat één afbeelding, waarop een half koekje wordt weergegeven met een bruine vulling (zie hierboven).
Op 25 februari 2010 diende Merba een verzoek tot nietigverklaring in bij het BHIM. Hoewel de nietigheidsafdeling het verzoek van Merba aanvankelijk afwees, werd dit in hoger beroep door de Derde Kamer van Beroep van het BHIM alsnog toegewezen. De Kamer van Beroep oordeelde dat de vulling van het koekje bij normaal gebruik door de geïnformeerde gebruiker niet zichtbaar was. Aldus diende alleen het hele koekje in aanmerking te worden genomen, en dat wekte geen andere algemene indruk dan de eerdere modellen die door Merba waren aangedragen. Hierop ging Poult in hoger beroep bij het Gerecht.
[...] De partijen hebben, zo blijkt uit het arrest, terecht geen discussie gevoerd over de vraag of het koekje een samengesteld voortbrengsel is in de zin van de Verordening. Een koekje bestaat immers niet uit meerdere onderdelen die vervangen kunnen worden, zodat het koekje uit elkaar gehaald en weer in elkaar gezet kan worden. De vraag is nu in hoeverre de vulling toch in aanmerking kan worden genomen. Hier gaat het, naar mijn mening ten onrechte, mis voor Poult. Het Gerecht stelt in paragraaf 18 van het arrest onder verwijzing naar de overwegingen 7, 12 en 14 van de considerans vast dat de Verordening enkel bescherming verleent aan zichtbare delen van voortbrengselen of onderdelen daarvan, die dan ook als model kunnen worden ingeschreven. Hierbij is, zo stelt het Gerecht terecht, de vraag in hoeverre sprake is van normaal gebruik irrelevant.
Poult heeft, zo valt te lezen in paragraaf 24 van het arrest, erkend dat de vulling van het koekje pas zichtbaar is nadat het koekje wordt gebroken. De vulling, zo redeneert het Gerecht, is dan ook vreemd aan de verschijningsvorm van het betrokken voortbrengsel. Aldus, zo oordeelt het Gerecht, heeft de Kamer van Beroep geen blijk gegeven van een verkeerde rechtsopvatting door te oordelen dat met de onzichtbare kenmerken (lees: de vulling) van het voortbrengsel (lees: het hele koekje),...