Gemeenschapsmodel – Beroep ingesteld door de houder van gemeenschapsmodel nr. 70 438‑0002 (Plinten) en strekkende tot vernietiging van beslissing R 1512/2010‑3 van de derde kamer van beroep van het BHIM, houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de nietigheidsafdeling tot toewijzing van de vordering tot nietigverklaring die door Poli-Eco Tworzywa Sztuczne is ingesteld.
Het beroep wordt toegewezen; de bestreden beslissing wordt vernietigd. Het BHIM heeft blijk gegeven van een onjuiste beoordeling. Bij de vergelijking van de modellen heeft zij het zichtbaarheidscriterium uit verordening nr. 6/2002 onjuist toegepast. Het BHIM was van mening dat bij normaal gebruik het voorste deel van het voortbrengsel waarop het oudere model wordt toegepast zichtbaar blijft, en heeft hierdoor de zichtbare elementen van het oudere model niet goed geïdentificeerd. Nu de vordering tot nietigverklaring gebaseerd is geweest op een ouder model dat bij normaal gebruik niet zichtbaar is geweest, leidt dit ertoe dat het beroep wordt aanvaard.
52 Het zichtbaarheidscriterium, zoals vermeld in punt 12 van de considerans van verordening nr. 6/2002 en in herinnering gebracht in punt 40 supra, is dus van toepassing op het oudere model. Het BHIM heeft ter terechtzitting tevens erkend dat dezelfde criteria moesten worden toegepast op de twee conflicterende modellen.
53 Daaruit volgt dat de kamer van beroep blijk heeft gegeven van een onjuiste beoordeling bij de vergelijking van de betrokken modellen, aangezien zij heeft geoordeeld dat bij normaal gebruik het voorste deel van het voortbrengsel waarop het oudere model wordt toegepast en dat deel uitmaakt van een samengesteld voortbrengsel, zichtbaar blijft. In die zin heeft zij de zichtbare elementen van het oudere model niet correct geïdentificeerd. Zoals in punt 51 supra is aangegeven, mag een vordering tot nietigverklaring echter niet worden gebaseerd op een ouder model dat als onderdeel van een samengesteld voortbrengsel bij normaal gebruik van dit voortbrengsel niet zichtbaar is. Het door de kamer van beroep verrichte onderzoek van de nieuwheid en het eigen karakter van het litigieuze model is dus onjuist. Deze omstandigheid volstaat om het onderhavige middel te aanvaarden.
Lees het arrest hier.
↧
IEPT20141003, GEU, Cezar v BHIM
↧