Quantcast
Channel: Boek9.nl
Viewing all articles
Browse latest Browse all 5229

IEPT20141121, Rb Den Haag, Rhodia v Jiaxing

$
0
0

Nederlandse rechter bevoegd t.a.v. gedaagden: gevaar voor onverenigbare beslissingen. Conclusie 1 van EP 627 niet inventief: vakman die condensatiereactie zou willen verbeteren en vorming di-amandelzuur zou willen verminderen zou CSTRs vervangen door propstroomreactor. Gerede kans dat conclusie 16 en 17 nietig worden verklaard: voegen niets inventief toe aan conclusie 1.

OCTROOIRECHT

Kort geding. Rhodia is wereldwijd actief op het gebeid van fijnchemicaliën, synthetische vezels en polymeren en houdster van een octrooi, EP 627, voor een werkwijze voor een “procédé de préperation de composés p-hydroxymandéliques éventuellement substitués et dérivés”. Volgens Rhodia is het door gedaagden aangeboden vanilline aan te merken als een product dat rechtstreeks is verkregen door toepassing van de in conclusie 16 en 17 van EP 627 geoctrooieerde werkwijze, waardoor sprake is van octrooi-inbreuk. De vorderingen worden afgewezen.

De voorzieningenrechter oordeelt allereerst dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen tegen de gedaagden. In de zaken moet worden beoordeeld of de productieprocessen van Jiaxing en Wauglong onder de beschermingsomvang van het octrooi vallen en of de door Jiaxing en Wauglong verhandelde vanilline een rechtstreeks verkregen product is van die productieprocessen. Die feitelijke samenloop tussen de zaken brengt mee dat er een gevaar bestaat onverenigbare beslissingen bij afzonderlijke berechting van de zaken.

Conclusie 1 van EP 627 is volgens de voorzieningenrechter niet inventief. De vakman die de condensatiereactie zou willen verbeteren en vorming di-amandelzuur zou willen verminderen zou de in EP 627 genoemde continuous stirred reactor tanks (hierna: CSTRs) vervangen door propstroomreactor. Gedaagden hebben aan de hand van diverse handboeken aangetoond dat de gemiddelde vakman voorshands op de prioriteitsdatum zou weten dat toepassing van een propstroomreactor in de regel minder vervolgreacties oplevert dan toepassing van CSTRs onder dezelfde omstandigheden. Er vanuit gaande dat conclusie 1 niet geldig is, bestaat een gerede kans dat de bodemrechter ook de onderconclusies 16 en 17 nietig zal achten, aangezien onbestreden is aangevoerd dat die niets inventiefs toevoegen aan conclusie 1.

IEPT20141121, Rb Den Haag, Rhodia v Jiaxing

(kopie origineel vonnis)


Viewing all articles
Browse latest Browse all 5229