Onvoldoende bewijs dat appellanten ieder voor zich inbreuk op IE-rechten geïntimeerde hebben gemaakt door verzending spookbrieven. Geïntimeerde toegelaten om bewijs te leveren dat appellanten, ieder voor zich, betrokken zijn bij het verzenden van de spookbrieven
MERKENRECHT – HANDELSNAAMRECHT - AUTEURSRECHT
Geïntimeerde is al zestig jaar lang actief en thans internationaal marktleider op het gebied van het verzamelen en tegen betaling aan haar klanten beschikbaar stellen van business informatie. In december 2009 is geïntimeerde geconfronteerd met een grote acquisitiefraude, waarbij haar handelsnaam en merken werden gebruikt. Er werden “spookbrieven” gestuurd met het merk en logo van geïntimeerde met het verzoek om bedrijfsgegevens beschikbaar te stellen. Volgens geïntimeerde is het verzenden van de spookbrieven inbreuk op haar auteursrechten, merkrechten en handelsnaam. In eerste aanleg zijn de vorderingen grotendeels toegewezen.
Het hof oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de appellanten ieder voor zich door de verzending van de spookbrieven inbreuk hebben gemaakt op de auteursrechten, merkenrechten en handelsnaamrechten van geïntimeerde. Dit blijkt niet uit de vaststaande feiten en niet uit de door geïntimeerde gemaakte reconstructie. Het hof laat geïntimeerde toe om bewijs te leveren dat appellanten, ieder voor zich, betrokken zijn bij het verzenden van de spookbrieven. Wanneer zij niet in dat bewijs slaagt, ontvalt de grondslag aan haar vorderingen, zodat deze worden afgewezen. Slaagt zij daar wel in, dan staat naar het oordeel van het hof vast dat sprake is van inbreuk op de IE-rechten van geïntimeerde en dat onrechtmatig jegens geïntimeerde is gehandeld.
IEPT20150203, Hof Den Bosch, Spookbrieven
(ECLI-versie)
