"In het arrest-UPC Telekabel Wien oordeelt het Hof van Justitie dat nationale rechters onder bepaalde voorwaarden internetaanbieders mogen verplichten om toegang tot inbreukmakende websites te blokkeren. Daarbij moeten echter de grondrechten van gebruikers en providers worden gerespecteerd. De vraag hoe dat precies moet, schuift het Hof door naar de nationale rechter en de providers zelf. Bovendien eist het Hof procesrechtelijke waarborgen voor providers en gebruikers die zich niet eenvoudig laten vertalen naar de Nederlandse situatie. [...]
Los van de materiële haalbaarheid van de door het Hof voorgeschreven evenwichtsformule is ook de procesrechtelijke operationalisering ervan bepaald niet eenvoudig: het nationale recht moet zowel voorzien in een verplichte procedure waarin de tussenpersoon kan laten toetsen of de voorgenomen maatregel volstaat om verbeurte van dwangsommen te vermijden, als in een andere procedure waarin klanten van de internetaanbieder kunnen laten toetsen of de voorgenomen maatregel niet leidt tot blokkering van legale content en dus tot een schending van hun ontvangstvrijheid. Los van het feit dat diverse nationale rechtsstelsels (waaronder het Nederlandse) niet voorzien in dergelijke procedures, ligt het voor de hand dat de uitkomst van deze twee procedures tegenstrijdig zal zijn: een maatregel waarmee de internetaanbieder al het redelijkerwijs mogelijke doet om toegang tot de inbreukmakende informatie te voorkomen, zal haast per definitie leiden tot het blokkeren van niet-inbreukmakende informatie.
Toegepast op Nederland is duidelijk dat een gewoon executiegeschil niet zal voldoen aan de door het Hof gestelde eisen. Het procesrechtelijke en financiële risico ligt in zo’n zaak immers bij de provider. Het Hof plaatst deze processuele stap echter expliciet in de sleutel van de rechtszekerheid en gaat er vanuit dat de voorgenomen maatregel wordt getoetst voordat dwangsommen verbeurd kunnen zijn, zodat de provider vooraf zekerheid heeft dat de voorgenomen maatregel zal volstaan om dwangsommen te vermijden. Dat vergt dus een procesrechtelijke tussenstap, of tenminste een dermate ruime nalevingstermijn dat de voorgenomen implementatiewijze vóór het verstrijken daarvan getoetst kan worden.
Daarmee is nog niet de vraag beantwoord hoe de belangen...