(Met dank aan Arnout Groen, Hofhuis Alkema Groen, Christiaan Alberdingk Thijm, bureau Brandeis, Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek en Remy Chavannes, Brinkhof)
Hof heeft bij oordeel over citaatrecht onjuiste uitsnede beoordeeld. Vraag of uitingsvrijheid hoort te prevaleren boven handhaving IE-recht afhankelijk van omstandigheden van geval: bij commerciële uiting weegt belang van degene die de uiting doet in beginsel minder zwaar dan bij publicatie van algemeen maatschappelijk belang. Prejudiciële vragen over of sprake is van mededeling aan publiek indien het werk weliswaar eerder is openbaar gemaakt, maar zonder toestemming van de rechthebbende en over in hoge mate faciliteren van de anderszins niet eenvoudig vindbare foto’s.
AUTEURSRECHT
Cassatie tegen IEPT20131119 (hof). Geenstijl heeft een link gepubliceerd naar uitgelekte foto’s van Britt Dekker. Het hof geoordeeld dat het plaatsen van een hyperlink geen inbreuk was op het auteursrecht van [betrokenne], omdat de foto’s door plaatsing op Filefactory al eerder openbaar gemaakt waren. Ook is het beroep op portretrecht afgewezen Zie verder IEPT20120912 (rb).
Het hof heeft geoordeeld dat sprake was van auteursrechtinbreuk omdat Geenstijl een uitsnede van een van de foto’s openbaar heeft gemaakt. De Hoge Raad overweegt dat terecht is geklaagd dat het hof niet de juiste uitsnede heeft beoordeeld bij het beroep van GeenStijl op het citaatrecht. Alleen de uitsnede zonder kleding is afkomstig uit een van de foto’s waarop de berichtgeving op GeenStijl betrekking had en ten aanzien waarvan Sanoma zich op het auteursrecht van [betrokkene] hebben beroepen.
Voorts wordt geoordeeld dat het hof niet heeft miskend dat de rechter indien daarop een verweer wordt gevoerd, moet onderzoeken of in het concrete geval de handhaving van een intellectueel eigendomsrecht afstuit op een ander grondrecht. Het hof laat immers de mogelijkheid open dat de aan Geenstijl toekomende uitingsvrijheid aan de handhaving van het auteursrecht met betrekking tot de uitsnede in de weg staat. Er wordt echter terecht geklaagd over dat het hof heeft geoordeeld dat dit slechts in uitzonderlijke gevallen zo zal zijn. Volgens de Hoge Raad hangt de vraag of de uitingsvrijheid in een concreet geval behoort te prevaleren, af van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de uiting. In verband met dit laatste is van belang dat, wanneer het gaat om een commerciële uiting, het belang van degene die deze...