Quantcast
Channel: Boek9.nl
Viewing all articles
Browse latest Browse all 5229

Noten Gielen bij HR Lundbeck en HvJEU Backaldrin

$
0
0

Charles Gielen (NautaDutilh), annotaties bij Hoge Raad, 7 juni 2013, Lundbeck, NJ 2014/505 (IEPT20130607) en HvJEU, 6 maart 2014, Backaldrin, NJ2015/80 (IEPT20140306)

Uit de noot bij HR Lundbeck
"4. De Hoge Raad beslist in r.o. 4.3 dat een stof waarvan de samenstelling en mogelijke eigenschappen op zichzelf bekend zijn en die om die reden op voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek, desondanks niet voor de hand liggend is als uit de stand van de techniek geen werkwijze bekend is om die stof te verkrijgen en met de geclaimde werkwijze voor het eerst die stof kan worden verkregen op een inventieve wijze. Voor de Hoge Raad is dus kennelijk relevant of het gaat om een stof waarvan "de samenstelling en mogelijke eigenschappen op zichzelf bekend zijn" en voor de verkrijging waarvan geen werkwijze bekend is. Volgens mij is dit iets te snel door de bocht. Als een stof qua samenstelling en eigenschappen bekend is, maar er is nog geen werkwijze om die stof te maken, dan kan het vinden van de werkwijze een uitvinding zijn, maar dat maakt de stof zelf nog niet inventief. Ik denk dat het EOB in zijn aangehaalde beslissing T-595/90 ook iets anders zei, te weten (onder nr. 5 in de slotalinea) "that a product which can be envisaged (curs. G.) as such with all characteristics determining its identity together with its properties in use, … may become nevertheless non-obvious and claimable as such, if there is no known way or applicable (analogy) method in the art to make it..." Let op het verschil tussen de door de Hoge Raad genoemde bekendheid van de samenstelling en mogelijke eigenschappen van de stof en de door het EOB bedoelde situatie dat een stof "can be envisaged." Het EOB spreekt in dit verband van een "known desideratum." Nu de Hoge Raad zijn rechtsregel baseert op wat het EOB aannam, moet die regel dus in dat licht worden gelezen."

Uit de noot bij HvJEU Backaldrin
"4. Wel valt een tweetal zaken in de redenering van het Hof op. De eerste is het slot van r.o. 23. Het Hof laat als kenmerk van het geval meewegen dat de eindconsumenten zich niet bewust zijn van het feit dat bepaalde van de broodjes zijn geproduceerd op basis van een bakmengsel dat door een bepaalde onderneming onder het merk Kornspitz is geleverd. Ik meen niet dat dit voor de onderhavige zaak relevant is. Zelfs al zouden de consumenten beseffen dat het woord Kornspitz een merk is voor een grondstof (wat het is, want de geldigheid van het merk voor grondstoffen staat niet...


Viewing all articles
Browse latest Browse all 5229