Prejudiciële vragen aan Hoge Raad over of na intrekking van kortgeding door de eisende partij de regeling afstand van instantie van toepassing is, al dan niet in verbinding met artikel 1019h Rv.
PROCESRECHT
Verwijzingsbeslissing. Wieland vorderde in het kort geding staking van het inbreukmakende gebruik van de Wieland merken door GIA. Het kort geding is later ingetrokken en Wieland is een bodemprocedure gestart. GIA verzoekt de voorzieningenrechter nu Wieland te bevelen GIA de redelijke en evenredige proceskosten te vergoeden ex artikel 249 jo 250 lid 4 Rv jo 1019h Rv ten bedrage van € 32.978,-. De voorzieningenrechter stelt prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De (niet-)toepasselijkheid van de artikelen 125 en 127 en/of de artikelen 249 en 250 Rv in kort geding, en in geval van toepasselijkheid de wijze van toepassing, is volgens de voorzieningenrechter niet evident en volgt niet uit de bestaande rechtspraak van de Hoge Raad.
De volgende prejudiciële vragen worden gesteld:
1. Als de eisende partij na het uitbrengen van de dagvaarding maar voorafgaand aan (het uitroepen van) de mondelinge behandeling de rechtbank (schriftelijk) mededeelt dat de zaak wordt ‘ingetrokken’, komt dan daarmee de aanhangigheid van het kort geding te vervallen (ex artikel 125 leden 2 en 5 Rv)?
a. Maakt het voor het antwoord op deze vraag uit of op het moment van die mededeling de eisende partij al dan niet reeds (een kopie van) de uitgebrachte dagvaarding aan de rechtbank heeft gezonden?
b. Maakt het voor het antwoord op deze vraag uit of de eisende en/of de gedaagde partij voorafgaand aan die mededeling reeds producties in het geding heeft/hebben gebracht?
c. Maakt het voor het antwoord op onderdeel b van deze vraag uit of de eisende en/of de gedaagde partij zijn/bun producties voorafgaand aan die mededeling in het geding hebben gebracht op last van de voorzieningenrechter op een door de voorzieningenrechter voorgeschreven datum, welke last bij wijze van aanzegging in het exploot van dagvaarding is opgenomen?
d. Maakt het voor het antwoord op deze vraag uit of de gedaagde partij voorafgaand aan die mededeling, al dan niet op last van de voorzieningenrechter, op voorhand een conclusie van antwoord in het geding heeft gebracht, die zij tijdens de zitting wenst te nemen?
2. Als de aanhangigheid van een kort geding ex artikel 125 Rv is vervallen (zonder dat de gedaagde partij artikel 127 Rv heeft ingeroepen), is er dan nog een zaak? Zo nee, moet het er dan...