Geen schending concurrentiebeding: onvoldoende aannemelijk dat onderneming feitelijk wordt geëxploiteerd door geïntimeerde
ONRECHTMATIGE CONCURRENTIE
Hoger tegen een kort gedingvonnis van 23 mei 2015 van de Rechtbank Oost-Brabant. Appellant heeft een aan geïntimeerde toebehorende grillroom overgekocht. In de koopovereenkomst was een concurrentiebeding opgenomen waarin geïntimeerde werd verboden een soortgelijke onderneming te starten binnen een straal van 5 km van de verkochte onderneming en binnen een tijdsbestek van 5 jaar. De echtgenote van geïntimeerde is hierna een horecaonderneming gaan drijven op dezelfde adres als die van geïntimeerde. In eerste aanleg is door de rechter bepaald dat er geen schending was van een concurrentiebeding. Appellant gaat in hoger beroep en stelt dat geïntimeerde feitelijk leiding geeft aan de horecaonderneming van zijn echtgenote.
Het Hof is van oordeel dat er geen schending is van het concurrentiebeding, aangezien onvoldoende aannemelijk is dat onderneming feitelijk wordt geëxploiteerd door geïntimeerde.
IEPT20150922, Hof Den Bosch, Concurrentiebeding
(ECLI-versie)