Quantcast
Channel: Boek9.nl
Viewing all articles
Browse latest Browse all 5229

IEPT20151015, GEU, Wolverine International, LP v OHIM

$
0
0

Gemeenschapsmerk – Beroep door de houder van de internationale inschrijving waarin de Europese Unie wordt aangewezen, van het beeldmerk bevattende het woordelement „cushe” voor waren van klasse 25 ingesteld en strekkende tot vernietiging van de beslissing van het BHIM, houdende vernietiging van de beslissing van de nietigheidsafdeling tot afwijzing van de vordering tot nietigverklaring die door de houder van de nationale woord‑ en beeldmerken bevattende het woordelement „she” voor waren van de klassen 3, 9, 16, 18 en 25 is ingesteld.

Het oudere woordmerk is normaal gebruikt. Om te bepalen dat een merk normaal is gebruikt moet worden gekeken naar het commerciële volume, de lengte van de periode waarin het merk werd gebruikt en de frequentie van het gebruik. Er is een groot aantal facturen gestuurd naar de leveranciers van appellant. Ondanks dat de facturen niet naar de consumenten zijn gestuurd geeft dit het gebruik van het oudere woordmerk wel weer, net zoals de catalogus waarvan miljoenen kopieën zijn uitgegeven. Er is sprake van verwarringsgevaar. Ondanks dat een deel van het relevante publiek de schuine lijn als de letters ‘cu’ ziet, geldt dit niet voor het gehele relevante publiek. Het woord ‘cushe’ bestaat ook niet in het Duits. De drie letters ‘she’ op het einde van het merk zijn gescheiden van de rest. Het aangevraagde merk is een combinatie van het woord element ‘she’ en een figuurlijk element aan het begin. De tekens van het aangevraagde merk en het oudere merk zijn visueel, fonetisch en conceptueel gelijk.

34 In addition, contrary to what the applicant claims, the Board of Appeal was entitled to rely on those invoices, even though they were sent by the suppliers and not to end consumers. First, it should be noted that, according to settled case-law, it cannot be ruled out that an accumulation of evidence may allow the necessary facts to be established, even though each of those pieces of evidence, taken individually, would be insufficient to constitute proof of the accuracy of those facts (see judgment of 30 September 2014 in Scooters India v OHIM — Brandconcern (LAMBRETTA), T‑132/12, EU:T:2014:843, paragraph 25 and the case-law cited). In addition, it must be stated that, taking account of the particular method of distribution that retail constitutes, it is possible for the intervener to provide evidence other than the invoices addressed to end consumers (see, to that effect, judgment of 16 December...


Viewing all articles
Browse latest Browse all 5229