Schadebegroting op voet van 6:104 BW heeft niet het karakter van punitieve maatregel: rechter dient terughoudendheid in acht te nemen, waarbij uit dient te worden gegaan van het financieel voordeel dat de schuldenaar door zijn onrechtmatig gedrag heeft genoten. Schade vastgesteld op € 19.534 door berekening netto voordeel. Onvoldoende grond om Decor te veroordelen in de proceskosten ex artikel 1019h Rv.
MERKENRECHT – PROCESRECHT
Hoger beroep na (IEPT20130206) en (IEPT20140225). Schomburg is houder van het woordmerk UNIFIX voor waren in de klassen 1 (poedertegellijn), 17 en 19. Decor heeft steenlijm met het teken Uni Fix dan wel Unifix op de markt aangeboden. In eerste aanleg heeft de rechtbank voor recht verklaard dat het woordmerk UNIFIX van Schomburg geldig is en dat Decor op dat woordmerk inbreuk heeft gepleegd en daardoor onrechtmatig jegens Schomburg heeft gehandeld. In dit onderhavige zaak gaat het geschil om de hoogte van de schade.
Het hof is van oordeel dat schadebegroting op voet van artikel 6:104 BW niet het karakter van een punitieve maatregel heeft, waardoor de rechter terughoudendheid in acht dient te nemen en waarbij uit dient te worden gegaan van het financieel voordeel dat de schuldenaar door zijn onrechtmatig gedrag heeft genoten. Het hof stelt de schade vast op € 19.534 door berekening van haar netto voordeel in de zin van artikel 6:104 BW. Er is volgens het hof onvoldoende grond om Decor te veroordelen in de proceskosten ex artikel 1019h Rv. Er slaagt immers maar één door Schomburg ingestelde grief, waardoor het hof van oordeel is dat partijen hun eigen kosten van het hoger beroep dienen te dragen.
Lees het arrest hier. De full tekst doorzoekbare pdf volgt.