AMI 2015/6, p.157-161, J.P.Poort: ''De Rechtbank Den Haag heeft met het vonnis in de zaak van SENA tegen 25 organisatoren van dance events een salomonsoordeel geveld, door in plaats van de door SENA voorgestelde vergoeding van 3% van de recette (aflopend bij grotere events) op 1,5% te gaan zitten en dit nieuwe tarief pas te laten ingaan in 2014, onder de aanname dat SENA deze vergoeding ook voor dance events in discotheken en clubs zal vragen.
Op de vraag of daarmee ook daadwerkelijk een billijke vergoeding is vastgesteld, is echter nauwelijks het begin van een antwoord gegeven. Alleen de vergelijkbaarheid met enkele andere vergoedingstarieven is getoetst, en dat nog tamelijk ad hoc. Vanuit economisch perspectief valt er weinig te zeggen over wat een billijke vergoeding is, alleen over de welvaartseffecten van een vergoeding en de prikkels die verschillende grondslagen of berekeningswijzen geven aan de betrokken partijen. Als het begrip verder wordt ingekaderd, bijvoorbeeld als de gederfde licentie-inkomsten als gevolg van artikel 7 lid 1 WNR of als de vergoeding met het gunstigste langetermijneffect op de welvaart, is een nadere economische uitwerking in principe wel mogelijk. Ook voor een meer systematische vergelijking met andere relevante casussen uit binnen- en buitenland kan de economische wetenschap behulpzaam zijn. Op die manier kan zij helpen het gelijkheidsbeginsel te respecteren.''