Concurrentiebeding geldig: onvoldoende aannemelijk dat appellant arbeidsovereenkomst moest beëindigen in verband met ernstig verwijtbaar handelen door FOH, waardoor beding geldigheid zou hebben verloren. Beding staat in de weg aan dat [appellant] tot 1 juni 2016 anders dan als werknemer van [Y] bij [Y] werkzaamheden verricht in Almere en Lelystad. Concurrentiebeding m.b.t. BIG behandelwerkzaamheden beperkt tot straal van 20 km rond vestiging FOH in Almere.
ONRECHTMATIGE CONCURRENTIE
Hoger beroep. Appellant is een BIG geregistreerde verpleegkundige. Op 1 januari 2014 is [appellant] full time en voor onbepaalde tijd in de functie van sociaal psychiatrisch verpleegkundige/maatschappelijk werker en hoofd zorg in dienst getreden bij Focus on Human (hierna: FOH). FOH had met een huisartsenpraktijk waar appellant eerder voor werkte een overeenkomst op grond waarvan appellant vanaf 1 januari 2014 werd gedetacheerd voor het begeleiden en de behandeling van mensen met autisme. In de arbeidsovereenkomst tussen FOH en appellant is een concurrentie-, relatie- en boetebeding opgenomen. Appellant heeft zijn arbeidsovereenkomst op 22 april 2015 per 1 juni 2015 opgezegd, met als reden dat bestuurder [X] van FOH niet deugt en misbruik maakt van kwetsbaarheid van cliënten en naaste collega’s. Op 18 mei heeft appellant een eenmanszaak ingeschreven in de KVK. De huisartsenpraktijk wenste de samenwerking met appellant te continueren en acht zich niet gebonden aan een concurrentie- of relatiebeding waarover niets staat in de detacheringsovereenkomst. Appellant vordert onder meer vernietiging van het concurrentie- en relatiebeding. Volgens de kantonrechter waren de werkzaamheden bij de huisartsenpraktijk en bij [Y] in strijd met het concurrentie- en relatiebeding.
Het hof oordeelt dat het concurrentiebeding geldig is, aangezien onvoldoende aannemelijk is dat appellant zijn arbeidsovereenkomst moest beëindigen in verband met ernstig verwijtbaar handelen door FOH, waardoor het beding geldigheid zou hebben verloren op grond van artikel 7653(3) BW. [Y] behandelt (ook) cliënten van FOH, en maakt daarbij tevens gebruik van ruimte in het gebouw van FOH te Almere. Appellant heeft niet betwist dat ook [X] via FOH bij [Y] behandelwerkzaamheden verricht, evenals de door FOH gecontracteerde zzp-er [B] die ook een BIG-registratie heeft. Volgens het hof staat het concurrentiebeding er daarom aan in de weg dat appellant tot 1 juni 2016 anders dan als werknemer van [Y] bij [Y]...