Artikelen 125-127 en 249-250 Rv niet van (overeenkomstige) toepassing in kort geding in eerste aanleg, wel in hoger beroep. Regels voor vergoeding proceskosten bij ingetrokken kort geding. Artikel 1019h Rv kan van toepassing zijn op ingetrokken kort geding. Eiser griffierecht verschuldigd als zaak niet is ingetrokken voordat zaak is uitgeroepen, gedaagde als zij is verschenen na uitroepen zaak. Overgangsmaatregel met betrekking tot vorderingen in reeds aanhangige afzonderlijke procedures en voor vorderingen in afzonderlijke procedures die aanhangig worden gemaakt binnen 3 maanden na 3 juni 2016.
PROCESRECHT
Vervolg op het vonnis van de Rechtbank Den Haag van 10 juli 2015 (IEPT20150710), waarin prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De Hoge Raad beantwoordt de vragen als volgt. Hoewel partijen inmiddels een minnelijke regeling over hun geschil hebben getroffen, is het volgens de Hoge Raad het belang van de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling ermee gediend dat de gestelde vragen (ten dele) worden beantwoord. In citaten:
Ad 1. Zijn de art. 125-127 Rv respectievelijk 249-250 Rv van (overeenkomstige) toepassing in kort geding?
3.3.7 De art. 125-127 en 249-250 Rv zijn op grond van het vorenoverwogene niet rechtstreeks op het kort geding in eerste aanleg van toepassing. Ook een overeenkomstige toepassing van die bepalingen in kort geding kan niet worden aanvaard omdat zij in diverse opzichten te zeer zijn toegesneden op de bodemprocedure. Wel bieden deze bepalingen aanknopingspunten voor de regels die hierna met betrekking tot de intrekking van een kort geding in eerste aanleg worden gegeven.
3.3.8 Opmerking verdient dat de art. 125-127 en 249-250 Rv wel van toepassing zijn in het hoger beroep van het kort geding, dat wel een behandeling op de rol kent en waarmee die bepalingen wel stroken.
Ad 2, 3. De intrekking van een kort geding; vergoeding van proceskosten
3.4.1 De tweede en derde vraag, zoals hiervoor in 3.2.4 geformuleerd, zijn gesteld onder de voorwaarde dat de art. 125-127 Rv en 249-250 Rv rechtstreeks of overeenkomstig van toepassing zijn in kort geding. Blijkens hetgeen hiervoor is overwogen, is deze voorwaarde niet vervuld. De Hoge Raad zal echter hierna de regels formuleren die in dit opzicht in het kort geding in eerste aanleg hebben te gelden. Deze regels zijn naar inhoud en strekking vergelijkbaar met die van de art. 125-127 en 249-250 Rv. […]
3.4.3 […] Indien de eiser het kort geding intrekt komt de...