Proceskostenveroordeling op grond van artikel 1019h Rv: onderhavige procedure kwalificeert niet als een zuivere nietigheidsprocedure, nu vordering tot nietigverklaring van het Nederlandse deel van octrooi voortvloeit uit dreigende handhavingsactie.
PROCESRECHT
Eindvonnis. Vervolg op IEPT20121212, waarin de beslissing over de proceskosten in conventie is aangehouden om partijen de gelegenheid te geven zich uit te laten over de consequenties van het HvJEU-arrest Bericap/Plastinnova. De rechtbank is thans met HPS van oordeel dat de onderhavige procedure niet kwalificeert als een zuivere nietigheidsprocedure, nu de vordering tot nietigverklaring van het Nederlandse deel van het octrooi voortvloeit uit een dreigende handhavingsactie zijdens Geddeg. Onder meer de beslaglegging, het entameren van een kort geding en ook het inmiddels ingestelde hoger beroep van het tussenvonnis, wijzen hierop. Er is derhalve sprake van samenhang tussen de nietigheidsprocedure en een dreiging van een inbreukactie, zodat de Handhavingsrichtlijn en artikel 1019h Rv van toepassing zijn.
Lees het vonnis hier. De full text doorzoekbare pdf van het vonnis volgt.
↧
IEPT20130731, Rb Den Haag, HPS v Geddeg
↧
