SABAM v ID&T, Voorzitter rechtbank van koophandel Antwerpen, 19 juli 2013. Misbruik van machtspositie
Bericht van Christian Dekoninck over een Belgische uitspraak in een geschil tussen SABAM, de grootste Belgische beheersvennootschap voor auteursrechten, en ID&T, organisator van Tomorrowland, een grootschalig Belgisch outdoor dance event.
Auteursrecht. Procedure zoals in kort geding. Het geschil betreft de tarieven gehanteerd door SABAM voor het gebruik van haar repertoire, waarbij SABAM van mening was dat ID&T te weinig (of zelfs geen) auteursrechten betaalde in het verleden. Na een hele tijd vruchteloze onderhandelingen te hebben gevoerd (discussie sleept al jaren aan), start SABAM twee maanden voordat het festival door zou gaan, deze procedure zoals in kort geding op om het gebruik van haar repertoire zonder haar toestemming te verbieden.
In eerste orde concludeert ID&T tot de ontoelaatbaarheid van de vordering van SABAM: deze zou geen belang hebben en de vereiste hoedanigheid missen om deze vordering te kunnen instellen. De Voorzitter wijst deze argumentatie af. De Belgische auteurswet laat immers toe dat beheersvennootschappen een inbreukvordering instellen. Dit heeft tot gevolg dat, van zodra er één nummer uit het SABAM-repertoire wordt afgespeeld, SABAM het vereiste belang en de hoedanigheid heeft om een vordering in te kunnen stellen. Daar ID&T zelf stelt dat er op het festival ongeveer 31.200 nummers worden afgespeeld, kan met zekerheid worden besloten dat er ook nummers van het SABAM-repertoire zullen worden afgespeeld. De vordering van SABAM is dus toelaatbaar.
Wat betreft de grond van de zaak, stelt de Voorzitter allereerst vast dat ID&T op het ogenblik van de uitspraak niet over de toelating vanwege SABAM beschikt om haar repertoire aan het publiek mee te delen. Niettemin weigert de Voorzitter verbodsmaatregelen op te leggen. De Voorzitter is immers van oordeel dat het doel van de vordering van SABAM in deze zaak niet is om te verhinderen dat werken uit haar repertoire zonder haar toestemming gespeeld zouden worden (en dus het misdrijf van namaking te verhinderen), maar enkel om haar juridische positie in de onderhandelingen over het toepasselijke tarief te versterken. Het principe dat het gebruik van muziekwerken moet worden vergoed, wordt door ID&T immers niet betwist: deze wil enkel de mogelijkheid behouden over de concrete berekening van de vergoeding te kunnen onderhandelen.
Indien de vordering van...