Artikel 5 van de Merkenrichtlijn verzet zich ertegen dat een merkhouder die, in het kader van een gedeeld gebruik met een derde, had ingestemd met het gebruik door deze derde van tekens die gelijk zijn aan zijn merken voor bepaalde waren van de klassen waarvoor deze merken zijn ingeschreven, en die thans niet langer daarmee instemt, elke mogelijkheid wordt ontnomen om het hem door deze merken verleende uitsluitende recht tegen te werpen aan die derde en om dit uitsluitende recht zelf uit te oefenen voor dezelfde waren als die van voornoemde derde.
MERKENRECHT
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 5 van de Merkenrichtlijn en is ingediend in het kader van een geding tussen enerzijds Martin Y Paz, en anderzijds D. Depuydt en Fabriek van Maroquinerie Gauquie, over het gebruik van merken waarvan Martin Y Paz houdster is. FMG is houdster van het woordmerk “Nathan” en is met MyP overeengekomen dat beiden het merk mochten gebruiken, elk voor andere waren (MyP voor kleine lederwaren en FMG voor handtassen en schoenen). MyP heeft vervolgens het beeldmerk “N” en het woordmerk “Nathan Baume” geregistreerd en heeft zich op grond van deze merken verzet tegen het gebruik door FMG van gelijke of overeenstemmende tekens (voor handtassen en schoenen). De verwijzende rechter, het Belgische Hof van Cassatie, wenst te vernemen of artikel 5 van de Merkenrichtlijn zich ertegen verzet dat een merkhouder die, in het kader van een gedeeld gebruik met een derde, had ingestemd met het gebruik door deze derde van tekens die gelijk zijn aan zijn merken voor bepaalde waren van de klassen waarvoor deze merken zijn ingeschreven, en die thans dit gebruik wil verbieden, elke mogelijkheid wordt ontnomen om het hem door deze merken verleende uitsluitende recht tegen te werpen aan die derde en om dit uitsluitende recht zelf uit te oefenen voor dezelfde waren als die van voornoemde derde. Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:
Artikel 5 van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, zoals gewijzigd bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992, verzet zich ertegen dat een merkhouder die, in het kader van een gedeeld gebruik met een derde, had ingestemd met het gebruik door deze derde van tekens die gelijk zijn aan zijn merken voor bepaalde waren van de klassen waarvoor deze merken zijn ingeschreven, en die thans niet langer...