Counterfeit UGG laarzen: merkinbreuk in zin van artikel 2.20(1)(a) BVIE. Nu uit onderzoek blijkt dat gedaagde gedurende langere periode substantieel aantal namaak UGGs heeft verkocht, kan worden aangenomen dat merkinbreuk moedwillig is geschied en is dit aan te merken als 'kwade trouw' in zin van artikel 2.21(4) BVIE (afleggen van rekening en verantwoording betreffende winst en winstafdracht).
MERKENRECHT
Counterfeit UGG laarzen. Een testaankoper heeft in opdracht van eiseres, de houder van de UGG-merken, een paar UGG laarzen gekocht van gedaagde via een advertentie op Marktplaats. Deze laarzen bleken geen echte UGGs te zijn. Eiseres vordert nu een inbreukverbod, met de gebruikelijke nevenvorderingen.
Gelet op de onvoldoende betwisting van de zijde van gedaagde staat vast dat de aangekochte UGGs namaakproducten zijn, zodat gedaagde zich in verband met de verkoop van deze namaakproducten aan de testaankoper schuldig heeft gemaakt aan inbreuk in de zin van artikel 2.20(1)(a) BVIE. Uit onderzoek door eiseres komt naar voren dat gedaagde gedurende een langere periode een substantieel aantal namaak UGGs heeft verkocht. Door dit gegeven is de aanname gerechtvaardigd dat zij bekend was en/of behoorde te zijn met de inhoud van het merkenregister, zodat gedaagde zich naar het oordeel van de rechtbank ervan bewust is geweest dat zij handelde in namaakproducten. De merkinbreuk is daardoor moedwillig geschied en aan te merken als ‘kwade trouw’ in de zin van artikel 2.21(4) BVIE.
Om die reden wordt de vordering tot het afleggen van rekening en verantwoording betreffende de winst en afdracht van die winst toegewezen, naast het gevorderde inbreukverbod, en de gevorderde opgave en schadevergoeding. 1019h Rv proceskosten: € 7.651,47.
Lees het vonnis hier. De full text doorzoekbare pdf volgt.