P.B. Hugenholtz (IViR), Gezamenlijke noot onder HR 22 februari 2013, nr. 11/02739, LJN: BY1529 (Stokke/H3 Products), NJ 2013, 501; HR 12 april 2013, nr. 11/00447, LJN: BY1532 (Stokke/Fikszo), NJ 2013, 502; en HR 12 april 2013, nr. 11/04114, LJN: BY1533 (Hauck/Stokke), NJ 2013, 503. Gepubliceerd in NJ 2013, afl. 46, nr. 503, p. 5896-5900.
"Het door de Hoge Raad geformuleerde totaalindrukkencriterium is niet nieuw. We kwamen dit al eerder tegen in het arrest Decaux/Mediamax (HR 29 december 1995, NJ 1996, 546, m.nt. Verkade), dat handelde over de bescherming van reclamebordhouders, en in het arrest Una Voce Particolare, dat ging over beweerde inbreuk op het format (concept) van een televisieprogramma (HR 29 november 2002, NJ 2003, 17). In laatstgenoemd arrest werd dit criterium overigens, net als in de onderhavige zaken, gekoppeld aan de eis dat ‘auteursrechtelijk beschermde trekken’ zijn overgenomen. Dat er van inbreuk eerst sprake kan zijn als er auteursrechtelijk beschermde elementen zijn overgenomen, ligt voor de hand. Het auteursrecht op een werk behoort niet verder te reiken dan de creatieve aspecten ervan. Dat bij de inbreukvraag (daarnaast ook) een vergelijking van de ‘totaalindrukken’ een rol zou moeten spelen, is echter minder vanzelfsprekend. Zoals de Stokke-zaken illustreren, bestaan de meeste auteursrechtelijk beschermde werken uit een mixtum compositum van beschermde en onbeschermde elementen. Bij het onderzoek naar de overeenstemming tussen ‘eisend’ en ‘gedaagd’ werk dienen de niet-beschermde elementen, zoals een louter technisch bepaald constructie-element, in eerste instantie te worden weggedacht. In zaken van industriële vormgeving, waar relatief veel vormgevingselementen door de techniek of functionaliteit gegeven zijn en dus niet in de vergelijking mogen worden betrokken, ligt een vergelijking van de ‘totaalindrukken’ dus niet voor de hand, behalve misschien in die gevallen waarin een veelheid van onbeschermde vormelementen is overgenomen. Toepassing van het totaalindrukkencriterium kan de feitenrechter gemakkelijk op het verkeerde been zetten doordat niet-beschermde vormaspecten (bijv. de trapvorm van de Tripp Trapp) soms het meeste in het oog springen en de ‘totaalindruk’ bepalen. Omgekeerd bestaat het gevaar dat relevante overnames van auteursrechtelijk beschermde trekken over het hoofd worden gezien, omdat deze wegvallen tegen de verschillende totaalindrukken van beide werken.
"Het door de Hoge Raad geformuleerde totaalindrukkencriterium is niet nieuw. We kwamen dit al eerder tegen in het arrest Decaux/Mediamax (HR 29 december 1995, NJ 1996, 546, m.nt. Verkade), dat handelde over de bescherming van reclamebordhouders, en in het arrest Una Voce Particolare, dat ging over beweerde inbreuk op het format (concept) van een televisieprogramma (HR 29 november 2002, NJ 2003, 17). In laatstgenoemd arrest werd dit criterium overigens, net als in de onderhavige zaken, gekoppeld aan de eis dat ‘auteursrechtelijk beschermde trekken’ zijn overgenomen. Dat er van inbreuk eerst sprake kan zijn als er auteursrechtelijk beschermde elementen zijn overgenomen, ligt voor de hand. Het auteursrecht op een werk behoort niet verder te reiken dan de creatieve aspecten ervan. Dat bij de inbreukvraag (daarnaast ook) een vergelijking van de ‘totaalindrukken’ een rol zou moeten spelen, is echter minder vanzelfsprekend. Zoals de Stokke-zaken illustreren, bestaan de meeste auteursrechtelijk beschermde werken uit een mixtum compositum van beschermde en onbeschermde elementen. Bij het onderzoek naar de overeenstemming tussen ‘eisend’ en ‘gedaagd’ werk dienen de niet-beschermde elementen, zoals een louter technisch bepaald constructie-element, in eerste instantie te worden weggedacht. In zaken van industriële vormgeving, waar relatief veel vormgevingselementen door de techniek of functionaliteit gegeven zijn en dus niet in de vergelijking mogen worden betrokken, ligt een vergelijking van de ‘totaalindrukken’ dus niet voor de hand, behalve misschien in die gevallen waarin een veelheid van onbeschermde vormelementen is overgenomen. Toepassing van het totaalindrukkencriterium kan de feitenrechter gemakkelijk op het verkeerde been zetten doordat niet-beschermde vormaspecten (bijv. de trapvorm van de Tripp Trapp) soms het meeste in het oog springen en de ‘totaalindruk’ bepalen. Omgekeerd bestaat het gevaar dat relevante overnames van auteursrechtelijk beschermde trekken over het hoofd worden gezien, omdat deze wegvallen tegen de verschillende totaalindrukken van beide werken.
Het totaalindrukkencriterium...