AMI 2013/2, p. 73-75, A. Zeegers: "Het wetsvoorstel Auteurscontractenrecht beoogt de rechtspositie van makers te verbeteren. In deze opinie wordt vanuit de filmmakers de huidige kloof tussen recht en praktijk geschetst en de winst van de nieuw geïntroduceerde proportionele vergoeding voor filmmakers langs de meetlat van de filmrechtpraktijk gelegd.
[...] Filmmakers ondersteunen van harte de doelstelling van het wetsvoorstel auteurscontractenrecht om de contractuele positie van auteurs en uitvoerend kunstenaars ten opzichte van producenten en exploitanten te verstevigen. De opkomst van nieuwe digitale exploitatievormen brengt exploitanten – en daarmee producenten – ertoe een zo volledig mogelijk pakket aan rechten te verwerven. Met de introductie van de proportionele vergoeding in het wetsvoorstel wordt beoogd te voorkomen dat filmmakers worden afgesneden van omzet uit exploitatie van hun werk. Filmmakers missen echter nog een aantal belangrijke elementen in het wetsvoorstel die bijdragen aan daadwerkelijke versterking van hun positie, zoals een rechtstreekse vergoedingsaanspraak op exploitanten en een wettelijk kader voor collectieve incasso via één audiovisueel loket waar exploitanten de vergoedingen voor filmwerken kunnen regelen.
Dat een herstel van machtsverhoudingen niet vanzelf en vrijwillig gaat, zo leert ons het heden. De Nederlandse wetgever kan een belangrijke bijdrage leveren de ontstane patstelling in de contractspraktijk op te heffen door een heldere keuze te maken voor een effectief filmauteursrecht."