Quantcast
Channel: Boek9.nl
Viewing all articles
Browse latest Browse all 5229

IEPT20130418, HvJEU, Colloseum v Levi Strauss

$
0
0

Normaal gebruik van het rode rechthoekige vaantje op Levi's jeans. Aan de voorwaarde van een normaal gebruik van een merk in de zin van artikel 15(1) GMeV kan zijn voldaan wanneer een ingeschreven merk dat onderscheidend vermogen heeft verkregen als gevolg van het gebruik dat is gemaakt van een ander, samengesteld merk waarvan het een van de elementen vormt, enkel wordt gebruikt via dat andere samengestelde merk, of wanneer het slechts samen met een ander merk wordt gebruikt en de samenstelling van die twee merken bovendien zelf als merk is ingeschreven.

MERKENRECHT

In het kader van een geding tussen Colloseum en Levi Strauss is door het Bundesgerichthof een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van het begrip „normaal gebruik” in de zin van artikel 15(1) GMeV. De verwijzende rechter wenst te vernemen of aan de voorwaarde van een normaal gebruik van een merk, te weten een gebruik dat de rechten van de merkhouder in stand houdt, is voldaan wanneer een ingeschreven merk dat onderscheidend vermogen heeft verkregen als gevolg van het gebruik dat is gemaakt van een ander, samengesteld merk waarvan het een van de elementen vormt, enkel wordt gebruikt via dat andere samengestelde merk, of wanneer het slechts samen met een ander merk wordt gebruikt en de samenstelling van de twee merken bovendien zelf als merk is ingeschreven.

Levi Strauss is houdster van het Gemeenschapswoordmerk “LEVI’S” en een Gemeenschapsbeeldmerk, bestaande uit een rode rechthoekige vaantje uit textiel dat linksboven in de achterzak van broeken e.d. is genaaid en uit de naad steekt. De vraag betreft het normaal gebruik van laatstgenoemd merk (dus zonder het woord LEVI'S erop). Het Hof oordeelt als volgt:

27 Wat de vraag betreft, wanneer een merk, met het oog op de inschrijving ervan, onderscheidend vermogen verkrijgt door het gebruik dat ervan is gemaakt in de zin van artikel 7, lid 3, van verordening nr. 40/94, heeft het Hof in het kader van artikel 3, lid 3, van de Eerste richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (PB 1989, L 40, blz. 1), welke laatste bepaling in wezen overeenstemt met voornoemde bepaling van verordening nr. 40/94, geoordeeld dat de verkrijging van een dergelijk vermogen zowel kan voortkomen uit het gebruik, als deel van een ingeschreven merk, van een element van dit laatste, als uit het gebruik van een afzonderlijk merk in samenhang met een ingeschreven merk. In de twee...


Viewing all articles
Browse latest Browse all 5229