Gemeenschapsmerk – Beroep door de houder van het niet-ingeschreven woordmerk „R10” ingesteld en strekkende tot vernietiging van beslissing R 551/20081 van de eerste kamer van beroep van BHIM, waarbij niet-ontvankelijk is verklaard het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling tot afwijzing van de oppositie die is ingesteld tegen de aanvraag voor inschrijving van het woordmerk „R10” voor waren en diensten van de klassen 18, 25 en 35 – Zaak C53/11 P na vernietiging terugverwezen door het Hof.
Het beroep wordt gedeeltelijk toegewezen en voor het overige verworpen; de bestreden beslissing wordt vernietigd. Het BHIM heeft onterecht geoordeeld dat verzoekster niet heeft bewezen dat zij houdster van het oudere merk was en dat zij dus niet heeft bewezen dat zij partij was in de oppositieprocedure. Het argument van het BHIM dat de schending van het recht door de kamer van beroep niet tot vernietiging van de bestreden beslissing kan leiden moet worden onderzocht.
26 In casu heeft de kamer van beroep geoordeeld dat verzoekster niet had kunnen bewijzen dat zij houdster van het oudere recht was en dat zij dus niet had bewezen dat zij partij was in de oppositieprocedure en zij niet tegen de beslissing van de oppositieafdeling kon opkomen. In strijd met voornoemde regels heeft zij verzoekster evenwel niet in de gelegenheid gesteld om extra bewijzen over te leggen ter onderbouwing van de door haar ter rechtvaardiging van haar procesbevoegdheid ingeroepen cessie van het oudere recht.
28 Het argument dat het BHIM ontleent aan het feit dat verzoekster met niets heeft bewezen dat het ter onderbouwing van de oppositie ingeroepen oudere recht aan haar was gecedeerd, kan evenmin slagen. Vastgesteld moet immers worden dat verzoekster met de door haar aangevoerde grief juist tracht te betogen dat de kamer van beroep haar in de gelegenheid had moeten stellen om haar opmerkingen over de uitlegging van de overgelegde bewijzen in te dienen of om de ontoereikendheid van deze bewijzen te verhelpen.
29 In die omstandigheden moet het argument van het BHIM worden onderzocht dat de schending van het recht door de kamer van beroep niet tot vernietiging van de bestreden beslissing kan leiden, daar deze schending geen invloed op de inhoud van deze beslissing heeft aangezien de oppositie hoe dan ook dient te worden afgewezen op grond dat de aanvankelijke opposante geen bewijzen van het bestaan van het ter onderbouwing van de oppositie ingeroepen oudere recht had overlegd.
...
↧
IEPT20140612, GEU, Nike v BHIM
↧