Quantcast
Viewing all articles
Browse latest Browse all 5229

Paul Geerts: Noten onder HvJEU Backaldrin en HvJEU Gautzsch/Duna

Paul Geerts, Universiteit Groningen: Noot onder HvJEU 6 maart 2014 (Backaldrin/Pfahnl). Oorspronkelijk gepubliceerd in IER 2014/50.

"In dit kader is ook nog een interessante vraag naar welk tijdstip de rechter zijn oordeel over het verworden tot soortnaam moet bepalen: naar het moment dat de dagvaarding wordt uitgebracht (dan wel een reconventionele vordering wordt ingesteld) of naar het moment waarop vonnis of arrest wordt gewezen? Indien het moment waarop vonnis of arrest wordt gewezen beslissend is, dan biedt dat de merkhouder de mogelijkheid om tijdens de procedure het merk "hernieuwd te laten inburgeren", waardoor hij het verval van het merk kan voorkomen. Voor dit standpunt zou een aanknopingspunt gevonden kunnen worden in het Levi Strauss/Cassuci-arrest. In dit arrest heeft het HvJ beslist dat de rechter geen verbodsvordering kan toewijzen indien het verval van het merkrecht is vastgesteld, ook al bestond er op het tijdstip van de aanvang van het gebruik van het merk door gedaagde gevaar voor verwarring. Men zou op die beslissing voort kunnen borduren en het standpunt in kunnen nemen dat de rechter een merk niet vervallen kan verklaren dat ten tijde van de uitspraak niet de gebruikelijke benaming meer is.

Maar men kan op basis van dit arrest evengoed een ander standpunt innemen. In het Levi Strauss/Cassuci-arrest (r.o. 29) weegt het HvJ het belang van de merkhouder om de wezenlijke functie van zijn merk te handhaven af tegen de belangen van de andere marktdeelnemers om te beschikken over tekens om hun waren en diensten aan te duiden. Door te beslissen dat de verbodsvordering van de merkhouder (onder de gegeven omstandigheden) niet kan worden toegewezen, laat het HvJ de belangen van de andere marktdeelnemers zwaarder wegen. Als wij bij de beantwoording van de hierboven in nr. 14 gestelde vraag deze gedachte doortrekken en de belangen van de andere marktdeelnemers laten prevaleren, dan ligt het voor de hand om aan te nemen dat het moment dat de dagvaarding wordt uitgebracht (dan wel een reconventionele vordering wordt ingesteld) beslissend is."

Lees de noot hier.


Paul Geerts, Universiteit Groningen: Noot onder HvJEU 13 februari 2014 (Gautzsch/Duna). Oorspronkelijk gepubliceerd in IER 2014/49.

"Daarmee ben ik aangekomen bij de derde prejudiciële vraag. Die vraag ziet op art. 19 lid 2 GModVo. Op grond van deze bepaling komt aan niet-ingeschreven Gemeenschapsmodellen alleen bescherming toe als het aangevochten gebruik voortvloeit uit het namaken van...


Viewing all articles
Browse latest Browse all 5229