Geen reden om procedure te schorsen i.v.m. oppositie bij EOB: procedure bevindt zich na ruim 2 jaar nog in beginfase en geen versnelling verzocht. Onvoldoende onderbouwd dat memo Rijkswaterstaat niet echt is en nergens blijkt dat memo aan geheimhoudingsplicht onderhavig is. Memo (en daarin geïncorporeerde Richtlijnen 1992) openbaart expliciet alle kenmerken van conclusie 1 en impliciet conclusie 2 en 3. Indien niet alle kenmerken van conclusie 2 en 3 worden geopenbaard in memo, zijn deze niet inventief. Ook als memo niet tot stand van techniek behoorde is octrooi niet nieuw vanwege brief aan Rijkswaterstaat die alle kenmerken van het octrooi openbaart. Onvoldoende onderbouwd dat procedure moet worden aangemerkt als niet-inbreukverweer.
OCTROOIRECHT
Vervolg op IEPT20130731. Doebros is houdster van het Europese octrooi voor een “fire extinguishing post” (bluspost). Tegen de verlening van het octrooi is door zowel Rijkswaterstaat als Ajax Chubb Varel oppositie bij het EOB ingesteld. In eerste aanleg is de gevorderde vernietiging van het Nederlandse deel van het octrooi toegewezen, naar aanleiding van een memo van Rijkswaterstaat, dat alle kenmerken van het octrooi zou openbaren.
Het hof ziet net zoals de rechtbank geen reden om de procedure te schorsen in verband met de lopende oppositieprocedure bij het Europees Octrooibureau. Hierbij is van belang dat de oppositie zich na ruim twee jaar nog in het beginstadium bevindt en Doebros geen versnelling van de procedure heeft verzocht. Ook speelt mee dat het hof van oordeel is dat het octrooi niet geldig is, ook niet in beperkte vorm volgens een van de door Doebros ingestelde hulpverzoeken.
Het hof oordeelt dat Doebros onvoldoende heeft onderbouwd dat het Memo van Rijkswaterstaat niet echt is. Het Memo moet worden aangemerkt als behorend tot de stand van de techniek, omdat het vóór de prioriteitsdatum openbaar toegankelijk was. Het Memo vermeldt niet dat de inhoud ervan vertrouwelijk moet worden behandeld en uit de inhoud van het Memo kan niet worden afgeleid dat de ontvanger van het Memo (Ajax de Boer) aan een expliciete of impliciete geheimhoudingsplicht was gebonden. Ook verzet de aard van het tussen Rijkswaterstaat en Ajax de Boer gevoerde overleg zich tegen het aannemen van een impliciete geheimhoudingsplicht. Uit de stukken blijkt dat de overheid er met haar besprekingen met Ajax de Boer op uit was de markt van toeleveranciers van blusposten te vergroten. Daar past niet bij dat...