Zaak C-215/14: Nestlé v Cadbury
Conclusie A-G Wathelet over bewijs van onderscheidend vermogen van een merk, tekens die uitsluitend bestaan uit de vorm die door de aard van de waar bepaald wordt en tekens die uitsluitend bestaan uit de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen.
Merkenrecht. Prejudiciële vragen in een geding tussen Nestlé en Cadbury over de oppositie die Cadbury heeft ingesteld tegen de aanvraag van Nestlé tot inschrijving van een driedimensionaal teken in de vorm van een chocoladewafel met vier reepjes als merk in het Verenigd Koninkrijk. Volgens A-G Wathelet gaat het er in de onderhavige zaak in wezen over of het voor een onderneming mogelijk is een eeuwigdurend monopolie veilig te stellen door een driedimensionaal teken als merk in te schrijven. In het kader van het geschil heeft de High Court of Justice (England and Wales), Chancery Division, Intellectual Property (Verenigd Koninkrijk) een aantal prejudiciële vragen gesteld. De A-G geeft het Hof in overweging de prejudiciële vragen als volgt te beantwoorden:
„1) De merkaanvrager kan niet volstaan met aan te tonen dat de betrokken kringen het merk waarvan inschrijving wordt aangevraagd, herkennen en associëren met zijn waren of diensten. Hij moet bewijzen dat het aangevraagde merk op zich de exclusieve herkomst van de betrokken waren of diensten aanduidt, in tegenstelling tot eventuele andere aanwezige merken en zonder gevaar voor verwarring.
2) Artikel 3, lid 1, onder e), van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen inschrijving van een vorm als merk wanneer deze vorm drie wezenlijke kenmerken vertoont waarvan een door de aard van de waar bepaald wordt en de twee andere noodzakelijk zijn om een technische uitkomst te verkrijgen, op voorwaarde dat ten minste een van deze gronden volledig op deze vorm van toepassing is.
3) Artikel 3, lid 1, onder e), ii), van richtlijn 2008/95 moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen inschrijving als merk van een vorm die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen niet alleen uit het oogpunt van de manier waarop de waren functioneren, maar ook uit het oogpunt van de manier waarop de waren worden vervaardigd.”
Lees de conclusie hier.