CvB RCC, 18 juni 2015, Suitsupply
De zaak gaat over een outdoorcampagne (abriposters) van Suitsupply met afbeeldingen waarop vrouwelijk naakt voorkomt. De RCC oordeelde dat alle drie posters niet door de beugel konden, omdat – kort gezegd – naakt in buitenreclame tegenwoordig niet meer geaccepteerd zou zijn. Anders dan de RCC veronderstelt ziet het CvB geen aanleiding te oordelen dat reclame-uitingen, zoals op abriposters, die een vrouw tonen waarbij haar onbedekte borsten te zien zijn, reeds hierom in strijd met de goede smaak en het fatsoen zijn. Anders dan de RCC veronderstelt, ontbreken voldoende aanwijzingen om aan te nemen dat sprake is van een trend waarbij naakt in het straatbeeld minder gangbaar wordt. Het CvB vernietigt de beslissing ten aanzien van de uitingen 2 en 3 en bevestigd de beslissing ten aanzien uiting 1, zij het op andere gronden.
Uiting 1
5.14 […] Naar het oordeel van het College komt aldus in uiting 1 een beeld naar voren dat zozeer duidt op seksueel contact tussen de man en de overwegend naakte vrouw in een seksueel getinte houding, dat deze op een abriposter in het straatbeeld niet in overeenstemming is met de goede smaak en het fatsoen. Deze constatering en een bijpassende aanbeveling acht het College, in het licht van de klacht en gezien hetgeen hiervoor in 5.9 tot en met 5.12 is overwogen over de beoordelingsmarge van het College, noodzakelijk in verband met de bescherming van de gezondheid of de goede zeden en de bescherming van de rechten van anderen. Het College onderschrijft ten aanzien van uiting 1 dus het oordeel van de Commissie dat de uiting in strijd met artikel 2 NRC is, zij het op andere gronden.
Uiting 2
5.15 […] In deze uiting valt naar het oordeel van het College de nadruk op het naakte bovenlichaam van de vrouw nu hierop het meeste licht valt. Zoals hiervoor in 5.11 is overwogen, is dit enkele gegeven onvoldoende om de uiting in strijd met de goede smaak en het fatsoen te achten. De vrouw is zijdelings afgebeeld en reikt haar rechterhand naar de man die daarop lijkt te reageren. Deze interactie wekt niet de indruk van een seksueel georiënteerd contact. Ook verder is geen sprake van een compositie die op sexualiteit duidt.
Uiting 3
5.16 In deze uiting staat naar het oordeel van het College de man meer centraal dan in uitingen 1 en 2. De man is in uiting 3 frontaal afgebeeld en de zijdelings gefotografeerde vrouw speelt in het totaal van de uiting een aanzienlijk minder grote rol dan in de andere...