Quantcast
Channel: Boek9.nl
Viewing all articles
Browse latest Browse all 5229

Conclusie A-G: prejudiciële vragen inzake weigeringsgronden merkenrecht op kinderstoel

$
0
0

Conclusie A-G Hammerstein, 14 augustus 2015, Hauck v Stokke

Merkenrecht. De Hoge Raad heeft in zijn arrest IEPT20130412, HR, Hauck v Stokke prejudiciële vragen gesteld aan het HvJEU. Deze zijn beantwoord in het arrest IEPT20140918, HvJEU, Hauck v Stokke. Cassatieberoep IV.2 slaagt, andere onderdelen van het incidentele middel van cassatie falen. Volgens de A-G dient verwijzing te volgen. In citaten:

"In het incidentele cassatieberoep heeft de Hoge Raad de onderdelen I tot en met Ill van de hand gewezen. Verder is geoordeeld dat het voorwaardelijk ingestelde onderdeel VI geen behandeling behoeft omdat de voorwaarde waaronder cassatie is ingesteld niet is vervuld en behoefde onderdeel V bij gebrek aan belang geen behandeling. Ook deze onderdelen
behoeven (dus) geen behandeling na verwijzing. Onderdeel IV van het incidentele beroep betreft het oordeel van het hof dat het vormmerk van Stoklee nietig is op grond van art. 3 lid 1, aanhef en onder e, van Richtlijn 89/104/EEG, zoals gecodificeerd in Richtlijn 2008/95/EG (de Merkenrichtlijn). De onderdelen IV.1 en IV.8 zijn reeds afgedaan. De onderdelen IV.2 tot en met IV.5 hebben geleid tot het stellen van prejudiciële vragen, die zijn beantwoord als bovengemeld.

De Hoge Raad heeft in rov. 5.7.2 van het verwijzingsarrest tot uitgangspunt genomen dat het hof heeft geoordeeld dat de Tripp Trapp-stoei door zijn (zeer) aantrekkelijke uiterlijk een wezenlijke waarde aan de betrokken waar geeft en dat voor het overige de stoel door zijn vorm bij uitstek geschikt is als veilige, comfortabele en deugdelijke kinderstoel, hetgeen maakt dat de vorm van de stoel in zoverre bepaald wordt door de aard van de waar, zodat het merk een teken is dat uitsluitend bestaat in een vorm die gedeeltelijk beantwoordt aan art. 3 lid 1 onder (i) en voor het overige aan art. 3 lid 1 onder (iii). Ik maak daaruit op3 dat de Hoge Raad niet de mening heeft gevolgd van de A-G Verkade in diens conclusie van 5 oktober 2012 onder 5.47.2 dat de klacht van onderdeel IV.2 berust op een onjuiste lezing van het arrest van het hof omdat beide uitsluitingsgronden afzonderlijk van toepassing zijn geacht (cumulatie). Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het hof een combinatie van beide uitsluitingsgronden heeft gebruikt. Inmiddels weten we uit de beantwoording van de derde prejudiciële vraag dat dit unierechtelijk niet geoorloofd is. Onderdeel IV.2 bevat een hierop gerichte klacht en treft dus doel.

Ik meen daarom dat door het slagen van klacht...


Viewing all articles
Browse latest Browse all 5229