Merkenrecht. Beroep tegen de weigering tot inschrijving van het woordmerk ,,LEXDELL” voor waren en diensten van klassen 16, 25, 41 en 45.
Het beroep wordt verworpen. De inschrijving van het aangevraagde woordmerk “LEXDELL” is terecht geweigerd op grond van artikel 8(5) GMeV (ongerechtvaardigd voordeel trekken). Ondanks dat bij het oudere beeldmerk ‘DELL’ de ‘e’ ligt gekanteld staat en bij het woordmerk ‘LEXDELL’ er drie extra letters zijn, namelijk ‘LEX’, is er sprake van een gedeeltelijke visuele overeenstemming tussen beide woordmerken. Een groot deel van het relevante publiek zal niet de betekenis van het woord ‘lex’ begrijpen. Hierdoor is er sprake van een gedeeltelijke conceptuele overeenstemming tussen beide woordmerken door de aanwezigheid van het woord “DELL”. Deze gedeeltelijke conceptuele overeenstemming is onvoldoende om de visuele en fonetische overeenstemming op te heffen. Dat er geen verwarringsgevaar zou bestaan tussen de merken door het feit dat de waren en diensten niet gelijk zouden zijn, doet niet af aan het onrechtmatig voordeel trekken uit het onderscheidend vermogen van het oudere merk. De aanwezigheid van verwarringsgevaar is niet vereist voor toepassing van artikel 8(5) GMeV. De gestelde schending van artikel 8(1)(b) GMeV (verwarringsgevaar) is onvoldoende onderbouwd.
19. Although it is true that, as is apparent from the preceding paragraph, the applicant does not expressly call into question the Board of Appeal’s finding as to the partial conceptual similarity between the marks at issue, the fact remains that it disputes the view that the word ‘lex’ will be understood by the relevant public as meaning ‘law’. In that regard, it must be pointed out that conceptual differences can counteract visual and phonetic similarities if at least one of the marks at issue has a clear and specific meaning for the relevant public, so that that public is capable of grasping it immediately (judgment of 23 November 2010 in Codorniu Napa v OHIM — Bodegas Ontañon (ARTESA NAPA VALLEY), T‑35/08, ECR, EU:T:2010:476, paragraph 51). In the present case, the applicant claims precisely that the great majority of the relevant public is not able to attribute a meaning to the Latin word ‘lex’, with the result that it cannot be accepted that the presence of that word within the mark applied for is capable of counteracting the visual and phonetic similarities which the Board of Appeal correctly found to exist (...