Conclusie A-G Wathelet in de zaak tussen RLvS en Stuttgarter Wochenblatt: vraag of strengere nationale regelgeving, inhoudende een verbod om tegen betaling in een blad publicaties op te nemen of te laten opnemen die niet met het woord "advertentie" zijn aangeduid, in strijd is met de richtlijn oneerlijke handelspraktijken.
Met zijn verzoek om een prejudiciële beslissing stelt het Bundesgerichtshof (Duitsland) het Hof een vraag over de uitlegging van artikel 7 van richtlijn 2005/29/EG en van punt 11 van bijlage I bij deze richtlijn. Dit verzoek is op 22 augustus 2012 bij het Hof ingediend in het kader van een geding tussen RLvS Verlagesgesellschaft mbH en Stuttgarter Wochenblatt GmbH over de mogelijkheid om RLvS met een beroep op § 10 van het Landespressegesetz Baden-Württemberg van 14 januari 1964 (perswet van de deelstaat Baden-Württemberg) te verbieden om tegen betaling in een blad publicaties op te nemen of te laten opnemen die niet met het woord „advertentie” („Anzeige”) zijn aangeduid.
Met deze vraag wordt het Hof verzocht zich uit te spreken over de omvang van de door de richtlijn oneerlijke handelspraktijken gerealiseerde harmonisatie en over de mogelijkheid voor de lidstaten om maatregelen vast te stellen die strenger zijn dan die waarin het recht van de Unie voorziet, wanneer zij een hoger niveau van consumentenbescherming willen waarborgen of een andere doelstelling van algemeen belang willen nastreven, zoals de bescherming van een grondrecht. Volgens de Duitse regering gaat het in het onderhavige geval om de vrijheid en de pluriformiteit van de media (waarvan artikel 11, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie de eerbiediging voorschrijft).
Prejudiciële vraag: Verzetten artikel 7, lid 2, van de richtlijn en punt 11 van bijlage I daarbij juncto de artikelen 4 en 3, lid 5, van deze richtlijn zich tegen de toepassing van een nationale bepaling - in casu § 10 Landespressegesetz Baden-Württemberg - die niet alleen beoogt de consument te beschermen tegen misleiding maar ook ertoe strekt de onafhankelijkheid van de pers te beschermen, en in tegenstelling tot artikel 7, lid 2, van de richtlijn en punt 11 van bijlage I daarbij iedere publicatie tegen vergoeding verbiedt - ongeacht het doel dat daarmee wordt nagestreefd - indien deze publicatie niet met het woord "advertentie" is aangeduid, tenzij reeds uit de indeling en de opmaak ervan blijkt dat het een advertentie betreft?
Gelet op een en ander geeft de A-G...