Quantcast
Channel: Boek9.nl
Viewing all articles
Browse latest Browse all 5229

IEPT20151204, Hoge Raad, Handelsnaam Advocatenkantoor

$
0
0

Bij beoordeling verwarringsgevaar tussen handelsnamen kan visuele waarneming (van een logo met handelsnaam) een rol spelen. Klacht dat ten onrechte proceskosten zijn gecompenseerd slaagt: geen reden om aan de ‘in het ongelijk gestelde partij’ in art. 1019h Rv een andere betekenis toe te kennen dan in art. 237 Rv. Uit feit dat 6 Hnw niet in opsomming art. 1019 Rv staat kan niet worden afgeleid dat handelsnaam-procedures buiten het toepassingsbereik van titel 15 Rv vallen.

HANDELSNAAMRECHT - PROCESRECHT

Cassatie tegen (IEPT20140925). [verzoekster] drijft sinds december 2003 onder de naam [A] een advocatenkantoor aan de [a-straat] te [plaats] . Vanaf een tijdstip gelegen voor 2010 is zij daarnaast de handelsnaam [verzoekster] gaan gebruiken. Vanaf medio 2013 treedt zij uitsluitend onder die naam naar buiten. Op 1 september 2010 heeft [verweerster] haar advocatenkantoor gevestigd te [plaats] in de nabijheid van het kantoor van [verzoekster]. [verweerster] gebruikt een logo, bestaande uit de gestileerde hoofdletters [hoofdletters] in het wit op een rode achtergrond, terwijl onder het rode vlak in lichtgrijze letters het onderschrift “ [verweerster] ” staat. Dit logo is door [verweerster] als woord/beeldmerk gedeponeerd. Verzoekster stelt hiermee inbreuk wordt gemaakt op haar handelsnaamrecht.

De Hoge Raad is van oordeel dat bij de beoordeling van verwarringsgevaar tussen handelsnamen visuele waarneming (van een logo met handelsnaam) een rol kan spelen. De vormgeving van de naam als zodanig maakt geen onderdeel uit van de handelsnaam, maar bij beantwoording van de vraag of bij het publiek verwarring tussen de ondernemingen is te duchten, dienen alle omstandigheden van het geval te worden meegewogen. Het hof heeft hiermee dus geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.

Verder oordeelt de Hoge Raad dat de klacht dat ten onrechte proceskosten zijn gecompenseerd slaagt. Dit omdat volgens de Hoge Raad geen reden is om aan de ‘in het ongelijk gestelde partij’ in art. 1019h Rv een andere betekenis toe te kennen dan in art. 237 Rv. Tenslotte oordeelt de Hoge Raad dat uit het feit dat 6 Hnw niet in opsomming art. 1019 Rv staat, niet kan worden afgeleid dat handelsnaamprocedures buiten het toepassingsbereik van titel 15 Rv vallen.

IEPT20151204, Hoge Raad, Handelsnaam Advocatenkantoor

(ECLI-versie)


Viewing all articles
Browse latest Browse all 5229