Inbreng winkels in FOS betekent ook overdracht handelsnaam Noor Amsterdam. Gedaagde kan zich niet op grond van merkrecht tegen Noor Amsterdam verzetten, aangezien hiervoor kennelijk toestemming is gegeven. Het gaat te ver om gedaagde ook de naam Noor te verbieden: onvoldoende aannemelijk dat hiervoor toestemming is gegeven. Verwarringsgevaar aannemelijk: handelsnaam gebruikt voor soortgelijke artikelen in de buurt van winkels van FOS. Onvoldoende duidelijk wat omvang kledingcollectie was, waardoor teruggave wordt afgewezen.
HANDELSNAAMRECHT – PROCESRECHT
Kort geding. Gedaagde drijft sinds 29 juli 2011 een eenmanszaak. Kort daarvoor heeft deze eenmanszaak het woord-/beeldmerk Noor geregistreerd. Op 15 december 2014 is FOS B.V. opgericht. De drie kledingwinkels van gedaagde zijn in die besloten vennootschap ingebracht. Bestuurder en enig aandeelhouder van FOS Holding is Agca. Hierna is de relatie tussen gedaagde en Agca beëindigd. gedaagde heeft Agca en FOS Holding in kort geding gedagvaard en – kort gezegd – gevorderd dat zij zouden worden veroordeeld om te stoppen met gebruik van de handelsnaam Noor, dan wel Noor Amsterdam.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de inbreng van winkels in FOS ook overdracht van de handelsnaam Noor Amsterdam betekent. Gedaagde kan zich volgens de rechter niet op grond van zijn merkrecht tegen Noor Amsterdam verzetten, aangezien hiervoor kennelijk toestemming is gegeven.
Het gaat volgens de voorzieningenrechter te ver om gedaagde ook de naam Noor te verbiede. Dit omdat onvoldoende aannemelijk is dat hiervoor toestemming is gegeven. Verder is verwarringsgevaar volgens de voorzieningenrechter aannemelijk, aangezien de handelsnaam gebruikt wordt voor soortgelijke artikelen in de buurt van winkels van FOS.
Inzage de vordering tot teruggave van de dameskledingcollectie oordeelt de voorzieningenrechter dat onvoldoende duidelijk wat hiervan de omvang was, waardoor deze teruggave wordt afgewezen.
IEPT20151104, Rb Gelderland, Fashion on Stage
(ECLI-versie)