BIE 2016/4, nr. 75, p. 82-86, P. Blok: "Een van de meest obscure bepalingen van de Europese handhavingsrichtlijn is het artikel over ‘alternatieve maatregelen’ (artikel 12 Hrl). Het artikel geeft lidstaten de mogelijkheid om de rechter na vaststelling van een inbreuk onder bepaalde omstandigheden geen verbod, maar een ‘geldelijke schadeloosstelling’ te laten opleggen. De bepaling heeft bij de totstandkoming van de richtlijn voor veel verwarring gezorgd en diezelfde verwarring heeft ertoe geleid dat een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, het artikel niet heeft omgezet in nationaal recht. Ook bij de ontwikkeling van procesregels voor het Unified Patent Court (hierna: UPC) heeft de bepaling tot veel discussie geleid. Eerst werd de bepaling opgenomen in de procesregels van het UPC, maar na een storm van kritiek is de bepaling daar weer uit geschrapt. Vooral de UPC-discussie maakt duidelijk dat de wat obscure bepaling heroverweging verdient. In octrooigeschillen is de vraag of, en zo ja onder welke omstandigheden, de rechter een verbod kan weigeren namelijk van groot praktisch belang. Bovendien is een uniform Europees antwoord op die vraag wenselijk vanwege het internationale karakter van veel van die geschillen. Dat uniforme antwoord is er nu niet. […] "
↧