Staking tenuitvoerlegging vonnis IEPT20160518 hangende tijdig hoger beroep daartegen doordat vonnis is gewezen door andere rechter dan waar mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Overgangsrecht HR 31 oktober 2014 van toepassing nu tweede comparitie na dat arrest heeft plaatsgevonden. Beekman moet voortvarend procederen en grieven in dagvaarding opnemen.
PROCESRECHT
Kort geding. Beekman is bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant een bodemprocedure gestart tegen Elka Pieterman. In deze zaak hebben twee comparities van partijen plaatsgevonden, voor dezelfde rechter. Het vonnis (zie IEPT20160518) is echter door een andere rechter gewezen, omdat de eerdere rechter niet meer in het team handelsrecht werkzaam is. In het vonnis is geoordeeld dat sprake is van inbreuk op handelsnamen en merkenrechten van Elka Pieterman. Beekman vordert nu onder meer een gebod aan Elka Pieterman om de tenuitvoerlegging van het vonnis te schorsen totdat in hoger beroep (in kracht van gewijsde) is beslist.
De voorzieningenrechter oordeelt dat Beekman voldoende (spoedeisend) belang heeft bij haar vorderingen. Het is voldoende aannemelijk dat de reële kans aanwezig is, gezien de onweersproken stelling van Beekman dat zij omvangrijke bedrijfsactiviteiten op internet ontplooit en sponsoractiviteiten, dat zij niet alle uitingen waarin het woord “homeparts” op tijd kan verwijderen.
Volgens Beekman is het vonnis in strijd met een arrest van de Hoge Raad van 31 oktober 2014. In dat arrest is bepaald dat een partijen recht hebben om hun standpunten bij mondelinge behandeling ten overstaan van de rechter uiteen te zetten. Een rechtelijke beslissing die mede wordt genomen op de grondslag van een mondelinge behandeling (waaronder ook een comparitie van partijen valt) behoort behoudens bijzondere omstandigheden door de rechter(s) ten overstaan van wie de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden te worden gegeven. Volgens Elka Pieterman is er geen sprake van strijd met het genoemde arrest, omdat de eerste comparitie vóór het arrest van de Hoge Raad is gewezen, waardoor het overgangsrecht uit het arrest niet van toepassing zou zijn. De voorzieningenrechter overweegt dat uit het arrest niet volgt dat de daarin geformuleerde regels niet vóór 31 oktober 2014 golden, maar alleen dat slechts een rechtsgevolg hieraan kan worden verbonden in procedures waarin na de datum van het arrest een mondelinge behandeling plaatsvindt. Nu in casu de tweede comparitie na 31 oktober 2014...