CSR niet-ontvankelijk: geen procespartij in eerste aanleg en niet gebleken dat zij rechtsopvolger is van Spelersraad. Geen strijd met eisen van goede procesorde of sprake van rechtsverwerking door de VVCS. Portretrecht is geen absoluut verbodsrecht. Bij publiekelijk bekende personen vanwege beroepsuitoefening is nieuwswaarde en informatie-belang zwaarwegend. Geen schending portretrecht (professionele) voetballers: reeds vergoeding in vorm van vast inkomen. Ook geen afspraken met Clubs op grond waarvan vergoeding bovenop vast inkomen zou kunnen worden vastgesteld.
PORTRETRECHT
Hoger beroep na vonnis van 25 februari 2004. De Centrale Spelersraad (CSR) c.s. vorderen onder meer voor recht te verklaren dat de voor de Clubs uitkomende (voetbal)spelers zich op grond van hun portretrecht (artikel 21 Aw) kunnen verzetten tegen elke vorm van openbaarmaking van hun portret door uitzending van beelden van (inter)nationale voetbalwedstrijden op televisie, via het internet, mobiele telefonie of anderszins, zolang zij voor die openbaarmaking geen redelijke vergoeding ontvangen.
Het bezwaar van de Clubs tegen de eiswijziging van CSR c.s. is gegrond, nu eiswijziging niet later dan bij memorie van grieven of antwoord dient plaats te vinden. CSR moet voorts niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat zij in eerste aanleg geen procespartij was en niet de rechtsopvolger van de Spelersraad is, zodat enkel nog de grieven van de VVCS (een vakvereniging van betaalde voetballers) ter beoordeling voorliggen. Het beroep van de Clubs op strijd met de eisen van een goede procesorde gaat niet op: hoewel de VVCS niet voortvarend heeft geprocedeerd, kan niet worden gesproken van een periode van complete inactiviteit gedurende 8 jaren. Er is ook geen sprake van rechtsverwerking door de VVCS.
De VVCS neemt het standpunt in dat de spelers een commercieel portretrecht hebben in de zin van een absoluut recht dat hen aanspraak geeft op een verbod op ieder commercieel gebruik van hun portret waarvoor zij geen toestemming hebben gegeven en altijd aanspraak geeft op een vergoeding in de gevallen dat zij meewerken aan een optreden waarvan de beelden in het openbaar worden vertoond. Dit standpunt kan echter niet als juist worden aanvaard: uit artikel 21 Aw en het arrest Cruijff/Tirion kan niet een dergelijk absoluut verbodsrecht van de geportretteerde worden afgeleid. Niet geldt als uitgangspunt dat voor openbaarmaking steeds voorafgaande toestemming van de geportretteerde is vereist (r.o. 3.7.1-3.7....