Geen normaal gebruik van Gemeenschapsmerk “EUPRAX” voor zakelijk advies en onderwijs: (geringe) gebruik van merk beperkt tot gebruik in Duitsland.
MERKENRECHT
Vervolg op IEPT20101027 (tussenvonnis). De rechtbank heeft in dit tussenvonnis in het kader van de beoordeling van het beroep van Zobu op verval van EPP’s Gemeenschapsmerk “EUPRAX” (wegens het ontbreken van normaal gebruik) vastgesteld dat EPP haar merk niet buiten Duitsland (heeft) gebruikt. De zaak is vervolgens aangehouden in afwachting van het arrest van het HvJEU in de zaak Onel/Omel.
Uit het bewijsmateriaal volgt dat het gebruik van het merk van EPP beperkt is geweest tot gebruik in Duitsland en dat de kwantitatieve omvang, de frequentie en de regelmaat van het gebruik gering is geweest. Op grond van laatstgenoemd arrest oordeelt de rechtbank vervolgens dat EPP haar merk vijf jaar na de inschrijving ervan binnen de Gemeenschap niet normaal heeft gebruikt. EPP heeft terecht gesteld dat in bepaalde omstandigheden niet uitgesloten is dat de markt van de waren en diensten waarvoor het gemeenschapsmerk is ingeschreven, zich in de praktijk slechts tot het grondgebied van één enkele lidstaat uitstrekt en dat in een dergelijk geval het gebruik van het merk op dit grondgebied voldoende is om normaal gebruik aan te nemen. Zij heeft echter onvoldoende gemotiveerd gesteld en aangetoond dat er in casu sprake is van dergelijke omstandigheden: dat zij een kleine organisatie is (6-8 medewerkers) is hiervoor niet afdoende.
Hoewel het aan Zobu is om te bewijzen dat geen normaal gebruik heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank op grond van het door EPP zelf overgelegde materiaal dat bewijs, behoudens tegenbewijs, geleverd. Een aanbod van EPP gericht op het leveren van verder bewijs (tegenbewijs) ontbreekt. Het beroep van Zobu op verval van het gemeenschapsmerk is derhalve gegrond, zodat de op dit merk gebaseerde (verbods)vorderingen van EPP niet toewijsbaar zijn.
IEPT20140212, Rb Den Haag, Euprax v Zobu
↧
IEPT20140212, Rb Den Haag, Euprax v Zobu
↧