Quantcast
Channel: Boek9.nl
Viewing all 5229 articles
Browse latest View live

IEPT20170705, GEU, Gamet v EUIPO

$
0
0
Modelrecht. Beroep tegen het ongelding verklaren van de inschrijving van het nieuw ingeschreven model voor deurklinken voor klassen 08-06.

Het beroep wordt verworpen. Het nieuw ingeschreven model voor deurklinken (zie afbeelding onder) heeft geen eigen karakter. Het nieuwe model geeft dezelfde impressie als het bestaande model voor deurklinken (de ‘Dora-handle’, zie afbeelding boven). De groef in het nieuwe model is van ondergeschikt belang omdat het een klein deel van de gehele deurklink beslaat. Hierdoor kan de groef er niet voor zorgen dat het nieuwe model een eigen karakter heeft. Bovendien hebben de modellen gelijke vormen en afmetingen. Hierdoor zal het gemiddelde publiek niet het verschil tussen de modellen opmerken omdat ze enkel op detailniveau van elkaar verschillen. Om tot haar beslissing te komen heeft de kamer van beroep geen procedurele fouten gemaakt.

49. In its analysis of the groove shown on the contested design, the Board of Appeal correctly observed that it was an inherent feature of the design, visible from all angles. However, it was also right to find that that groove had only a slight effect on the overall impression produced by the contested design. It must be observed that the groove consists of a fine recessed vertical line surrounding the grip of the handle, therefore covering a very small area, in particular in relation to the size of the grip, of the contested design. Moreover, it is quite a simple form of decoration and it is unlikely that it would particularly capture the attention of the informed user.

52. Those contentions are not such as to call into question the Board of Appeal’s findings concerning the similarities of the designs at issue. In that regard, the Board of Appeal noted that the edges of the handles featured on both those designs were bevelled and rounded. It added that the shafts of those two handles were positioned in the same part of the grips, that is to say, as close as possible to the end that is to be connected to the door, and that those shafts were wider at the grip end than at the door end. Furthermore, it observed that the dimensions of the shafts relative to those of the grips were very similar and that each of the designs at issue had a bulge at the grip end where the perpendicular shaft connected the handle to the door. Next, the Board of Appeal concluded from those findings that the shape and dimensions of the shafts and the grips and the proportions of the former relative to the latter...

IEPT20170711, Rb Amsterdam, Conclusion v PWC

$
0
0

Gebruik slogan DIGITAL DONE DIFFERENTLY door PWC niet onrechtmatig jegens eiser die slogan BUSINESS DONE DIFFERENTLY gebruikt: niet aannemelijk dat verwarring ontstaat daar de slogans niet identiek zijn, partijen de slogan gebruiken in combinatie met de naam van hun onderneming en de klantengroep van beide partijen bestaat uit deskundig publiek dat zich goed oriënteert bij de keuze een voor dienstverlener. Daarnaast zijn er geen bijkomende omstandigheden die het gebruik van de slogan onrechtmatig maken: het enkele feit dat PWC een opdracht heeft uitgevoerd bij Conclusion en toen kennis kon nemen van de slogan is hiervoor niet voldoende, ook het genoemde gevaar voor verwatering is dat niet, nu de woordcombinatie DONE DIFFERENTLY als een gangbare combinatie wordt aangemerkt.

ONRECHTMATIGE DAAD

Kort geding. Conclusion is een zakelijke dienstverlener op het terrein van informatietechnologie en maakt gebruik van de slogan BUSINESS DONE DIFFERENTLY. PWC is wereldwijd actief als zakelijke dienstverlener op het gebied van management- en organisatieadvies en accountancydiensten en maakt voor een deel van haar diensten gebruik van de slogan DIGITAL DONE DIFFERENTLY. Volgens Conclusion wordt door het gebruik van deze overeenstemmende slogan verwarring gewekt, en is hiermee sprake van een onrechtmatigde daad. Conclusion vordert- kort gezegd- PWC op straffe van dwangsommen te bevelen het gebruik van de slogan (of andere met haar slogan overeenstemmende slogans) te staken en gestaakt te houden.

De voorzieningenrechter overweegt dat bij de vraag of in dit geval sprake is van onrechtmatig handelen, het uitgangspunt is dat het profiteren van andermans prestatie op zichzelf niet onrechtmatig is, ook niet als dit nadeel aan die ander toebrengt en/of verwarring veroorzaakt. Dit is volgens de voorzieningenrechter pas anders indien sprake is van bijkomende omstandigheden, bijvoorbeeld het bewust creëren van nodeloze verwarring.

De voorzieningenrechter oordeelt in dit kader dat Conclusion weliswaar heeft gesteld dat sprake is van een acute dreiging van verwarringsgevaar maar dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt - bijvoorbeeld aan de hand van een (markt)onderzoek - dat zich daadwerkelijk reeds verwarring heeft voorgedaan. Daarnaast is het ontstaan van verwarring naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk, onder meer omdat de slogans niet identiek zijn, Conclusion haar slogan nagenoeg altijd in directe combinatie met haar naam gebruikt en de (...

Wijziging Reglement grijsmaken Rechtbank Den Haag per 1 augustus 2017

$
0
0

Sectie Intellectuele Eigendom van de Rechtbank Den Haag bericht: “Met ingang van 1 augustus 2017 is het alleen in octrooi- en kwekersrechtzaken nog mogelijk een grijsmaking te doen bij de Rechtbank Den Haag. Met ingang van die datum is dat in zaken over andere intellectuele eigendomsrechten zoals (Unie- en Benelux-) merk- en modelrechten en auteursrechten niet langer mogelijk. Bestaande grijsmakingen voor die andere rechten zullen met ingang van 1 augustus 2017 ook niet meer bij de beoordeling van een verzochte maatregel worden betrokken.

Hiermee wordt de praktijk van de rechtbank Den Haag geconformeerd aan de praktijk bij andere rechtbanken, waar grijsmaken niet mogelijk is. Met de wijziging wordt voorkomen dat de vraag of grijsmaken mogelijk is afhankelijk is van de relatief bevoegde rechtbank en de vraag of een Haagse rechter als plaatsvervanger wordt aangezocht om een maatregel in de zin van artikel 1019b t/m e Rv te beoordelen. Daarnaast is gebleken dat in de praktijk voor andere intellectuele eigendomszaken dan genoemde octrooi- en kwekersrechtzaken beperkt behoefte bestaat aan de mogelijkheid tot grijsmaken.

Op 1 augustus zal voor het grijsmaken van octrooi- en kwekersrechten het bijgaande reglement van kracht worden, dat ook gepubliceerd wordt op https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Rechtbanken/Rechtbank-Den-Haag/Over-de-rechtbank/Rechtsgebieden-en-teams/Paginas/Intellectuele-Eigendom.aspx.“

Grijsmaking bij Rb Den Haag vanaf 1 augustus niet meer mogelijk buiten octrooi- en kwekersrechtzaken

$
0
0

Rechtbank Den Haag, team Handel, Sectie Intellectuele Eigendom bericht: “Met ingang van 1 augustus 2017 is het alleen in octrooi- en kwekersrechtzaken nog mogelijk een grijsmaking te doen bij de Rechtbank Den Haag. Met ingang van die datum is dat in zaken over andere intellectuele eigendomsrechten zoals (Unie- en Benelux-) merk- en modelrechten en auteursrechten niet langer mogelijk. Bestaande grijsmakingen voor die andere rechten zullen met ingang van 1 augustus 2017 ook niet meer bij de beoordeling van een verzochte maatregel worden betrokken.

Hiermee wordt de praktijk van de rechtbank Den Haag geconformeerd aan de praktijk bij andere rechtbanken, waar grijsmaken niet mogelijk is. Met de wijziging wordt voorkomen dat de vraag of grijsmaken mogelijk is afhankelijk is van de relatief bevoegde rechtbank en de vraag of een Haagse rechter als plaatsvervanger wordt aangezocht om een maatregel in de zin van artikel 1019b t/m e Rv te beoordelen. Daarnaast is gebleken dat in de praktijk voor andere intellectuele eigendomszaken dan genoemde octrooi- en kwekersrechtzaken beperkt behoefte bestaat aan de mogelijkheid tot grijsmaken.

Op 1 augustus zal voor het grijsmaken van octrooi- en kwekersrechten het bijgaande reglement van kracht worden, dat ook gepubliceerd wordt op https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Rechtbanken/Rechtbank-Den-Haag/Over-de-rechtbank/Rechtsgebieden-en-teams/Paginas/Intellectuele-Eigendom.aspx.”

Lees het regelement hier.

Conclusie A-G HvJEU over de exclusieve bevoegdheid van artikel 22, punt 4, Brussel I

$
0
0

Zaak C-341/16: Hanssen beleggingen, prejudiciële vragen Oberlandesgericht Düsseldorf. Conclusie A-G Saugmandsgaard Øe

Zie voor de feiten en de prejudiciële vraag in deze zaak het Boek9.nl bericht van 4 augustus 2016.

Merkenrecht. Procesrecht. De A-G komt tot de conclusie dat een beroep in rechte ( dat ertoe strekt dat de persoon die formeel als houder van een merk is ingeschreven, bij de bevoegde autoriteit verklaart dat hij geen rechten heeft op dit merk en afziet van zijn inschrijving als houder van dit merk) niet onder de exclusieve bevoegdheid van artikel 22, punt 4, van de Brussel I-verordening valt.

Artikel 22, punt 4, eerste alinea, van die verordening, dat deel uitmaakt van afdeling 6, „Exclusieve bevoegdheid”, van hoofdstuk II van die verordening, bepaalt dat ongeacht de woonplaats bij uitsluiting bevoegd zijn „voor de registratie of de geldigheid van octrooien, merken, tekeningen en modellen van nijverheid, en andere soortgelijke rechten die aanleiding geven tot deponering of registratie”, de rechterlijke instanties van de lidstaat op het grondgebied waarvan de deponering of registratie is verzocht, heeft plaatsgehad of wordt geacht te hebben plaatsgehad in de zin van een besluit van de Gemeenschap of een internationale overeenkomst.

De A-G verwijst in deze conclusie naar het arrest Duijnstee (IEPT19831115, HvJEG, Duijnstee v Goderbauer). Hoewel het hier ging om octrooien is het arrest integraal toe te passen op onderhavige zaak. Het Hof heeft in dit arrest beklemtoond dat de toekenning van exclusieve bevoegdheid voor geschillen inzake de registratie of de geldigheid van octrooien aan de rechterlijke instanties van de verdragsluitende staten op het grondgebied waarvan de deponering of registratie van het octrooi is verzocht of heeft plaatsgehad, wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat deze rechterlijke instanties het best geplaatst zijn om kennis te nemen van de gevallen waarin het geschil zelf de geldigheid van het octrooi of het bestaan van de deponering of de registratie betreft. Het Hof heeft in Duijnstee echter vastgesteld dat in dit geval niet ging om de geldigheid of de inschrijving van octrooien, maar alleen over de vraag wie er nu daadwerkelijk houder was van de octrooien, hetgeen moest worden uitgemaakt op basis van de rechtsbetrekkingen die tussen de belanghebbenden hadden bestaan.

Volgens de A-G is het arrest om 4 redenen toe te passen op onderhavige zaak:

Gelet op de gelijkenis tussen artikel 22, punt 4 van de...

IEPT20170627, Hof Den Haag, Tommy Hilfiger

$
0
0

Bestuurdersaansprakelijkheid appellant [X] voor merkinbreuk Tommy Hilfiger. Sprake van persoonlijk handelen door appellant verricht waarbij hem zelf een ernstig verwijt moet worden gemaakt: vervalste facturen, prijzen ver onder whole sale en e-mails waarin wordt gesproken van kleding die via de achterdeur van de fabriek op de markt worden gebracht. Appellante [Y] niet als bestuurder aansprakelijk voor merkinbreuk: omstandigheden aangebracht door TH dat echtgenoot [X] in eerdere procedures was betrokken en dat er facturen die correspondeerden met facturen in een computer onder een tabblad met haar naam erop, bij een inbeslagname waren aangetroffen, acht het hof onvoldoende.

MERKENRECHT - ONRECHTMATIGE DAAD

Bij het tussenarrest van 13 december 2016 heeft het hof TH toegelaten tot bewijslevering en appellanten 1, 2 en 3 toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Partijen hebben het hof bericht af te zien van bewijslevering en arrest gevraagd.

De grieven 33 tot en met 41 zijn gericht tegen het oordeel van van de rechtbank (IEPT20150204) dat sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid van appellant [X] en diens vrouw, appellante [Y]. Allereerst betwist [X] dat er sprake is van merkinbreuk omdat het hier ging om legale parallelhandel en derhalve de merkrechten waren uitgeput. Voorts stellen appellanten dat op een bestuurder aansprakelijkheid rust indien hem een persoonlijk ernstig verwijt valt te maken. Er moet daarvoor volgens appellanten sprake zijn van persoonlijk handelen die door de bestuurder moet zijn verricht waarbij hem ook zelf een ernstig verwijt moet worden gemaakt. [X] betwist dat hij zelf heeft gehandeld en dat dat uit de overgelegde e-mails niet mag worden afgeleid. Voorts is aangevoerd dat de echtgenote [Y] niet zelf een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt nu zij ontkent op de hoogte te zijn geweest van de merkinbreuk.

Kunnen [X] en [Y] persoonlijk aansprakelijk gehouden worden voor hun handelen namens de vennootschappen? [X] heeft volgens het hof onvoldoende betwist dat de facturen zijn vennootschappen zien op kleding voorzien van het TH-logo die niet met toestemming van TH in het Europees verkeer zijn gebracht. Uit de facturen bleek bijvoorbeeld dat de kleding werd verkocht voor prijzen die vele malen lager lagen dan de whole sale prijzen die TH hanteert. Noch heeft appellant voldoende betwist dat de facturen I2 t/m I10 vervalst zijn. Volgens het hof heeft TH voldoende aangetoond dat de facturen vals zijn door erop te wijzen dat er geen...

Strijd om auteursrecht van de beroemde selfie van een aap

$
0
0

De Standaard bericht: "Als een aap met een fototoestel speelt en op het knopje drukt, van wie is de foto dan? Een vraag die na jaren van gerechtelijke procedures nog altijd niet beantwoord is in de VS. Nu mag een hof van beroep in Californië zich over de zaak buigen. De fotograaf – of moeten we hem gewoon de eigenaar van het toestel noemen? – heeft ondertussen moeite om de eindjes aan elkaar te knopen.

Het verhaal achter de bewuste foto begon toen de Britse freelance fotograaf David Slater in 2011 naar de wouden van Indonesië trok om beelden te schieten van de fotogenieke kuifmakaken daar. Tijdens een van zijn sessie gaf hij de apen doelbewust de kans met zijn fototoestel te spelen. Een van de dieren maakte daar gewillig gebruik van en schoot enkele beelden. Tussen de vele onbruikbare beelden ook een paar foto’s van een aap die grijzend in de lens kijkt. ‘Elke fotograaf droomt van zo’n beeld’, zegt Slater in een interview met The Guardian.

Aanvankelijk leek het avontuur in Indonesië ook goed uit te draaien voor Slater en hij verdiende een paar duizend pond aan de foto’s. De selfie haalde de cover van zijn boek Wildlife personalities. Veelbelovend allemaal, tot Slater aan de online encyclopedie Wikipedia en technologiesite Techdirt vroeg om de beelden van hun sites te halen omdat ze die gebruikten zonder zijn toestemming. Wikipedia en Techdirt weigerden. Hun argument was dat er helemaal geen copyright op de beelden rustte, aangezien ze genomen waren door een aap."

Lees hier meer.

Schikking tussen PlantLab en Deliscious over schending patent led-sla

$
0
0

Ledmagazine bericht: "Het led-technologiebedrijf PlantLab heeft een schikking getroffen met slateler Deliscious over het schenden van een patent van PlantLab dat het mogelijk maakt om sla te kweken met enkel led-verlichting.

Deliscious en PlantLab werkten enkele jaren geleden samen aan de ontwikkeling van de technologie om sla te kweken onder led-licht. Toen Deliscious met concurrent Certhon in zee ging ontstond het patentdispuut. In het juridische getouwtrek van de afgelopen jaren was overigens ook Philips Lighting betrokken omdat het bedrijf de led-lampen voor de Certhon-installatie leverde aan Deliscious."

Lees hier meer.


IEPT20170712, Rb Den Haag, Cavotec

$
0
0

Boete van SEK 7.500.000,00 toegewezen wegens meerdere schendingen vaststellingsovereenkomst m.b.t. knowhow vliegtuigputten: gedaagde had in strijd met overeenkomst tekeningen voor vliegtuigputten die aan Cavotec toebehoren op zijn laptop staan, tekeningen zijn bovendien gebruikt en de vordering is beperkt tot 15-tal inbreuken hetgeen de rechtbank geenszins onredelijk voor komt. Onrechtmatig handelen door kopiëren en gebruiken tekeningen voor ontwikkeling vliegtuigputten: duidelijk dat tekeningen in kwestie vertrouwelijk karakter hadden, knowhow vertegenwoordigt marktwaarde en strijd met eerlijke handelsgebruiken door op deze manier te profiteren van specialistische kennis. Tekeningen niet auteursrechtelijk beschermd: tekeningen zijn technisch van aard en ondanks het grote aantal tekeningen had Cavotec moeten aangeven welke auteursrechtelijke trekken aanwezig zijn. Geen sprake van slaafse nabootsing: onvoldoende onderbouwd dat door Cavotec geproduceerde vliegtuigputten eigen plek op de markt hebben en verwarringsgevaar niet voldoende onderbouwd.

IE-VERBINTENISSENRECHT – BEDRIJFSGEHEIMEN – AUTEURSRECHT – SLAAFSE NABOOTSING

Cavotec is een Duitse onderneming die zich bezig houdt met het ontwerpen, ontwikkelen en verkopen van onder meer distributiesystemen waarmee vliegtuigen kunnen worden voorzien van elektriciteit, lucht, brandstof en water (hierna: vliegtuigputten). Cavotec heeft activa waaronder IE-rechten, knowhow, tekeningen en technische specificaties, inclusief alle onderliggende documentatie, ontwerpen, specificaties, plannen en tekeningen overgenomen van haar toenmalig concurrent Combibox. Gedaagde is in dienst geweest bij Combibox, en heeft later eerst IGS Sweden, en vervolgens Wauben Aviation opgericht. Tussen bovengenoemde partijen zijn verschillende procedures gevoerd. Cavotec heeft in 2013 een vaststellingsovereenkomst gesloten met IGS Sweden en gedaagde. In het onderhavige geschil stelt Cavotec onder meer dat gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst, onrechtmatig handelt het gebruik maken dan wel openbaar maken van bedrijfsgeheimen, inbreuk maakt op het auteursrecht op bepaalde tekeningen en slaafse nabootsingen van haar vliegtuigputten op de markt brengt.

Met betrekking tot de nakoming van de vaststellingsovereenkomst oordeelt de rechtbank dat gedaagde niet althans niet gemotiveerd bestrijdt dat hij (delen van) bedoeld materiaal ruim na het sluiten van de...

IEPT20170713, GEU, Ecolab USA v EUIPO

$
0
0
Merkenrecht. Beroep tegen de weigering tot inschrijving van het woordmerk ‘ECOLAB’, ingeschreven voor waren en diensten van klassen 1 t/m 12, 14, 16, 18, 20 t/m 22, 24 t/m 28, 30, 35, 37, 38 en 40 t/m 45.

Het beroep wordt verworpen. Het woordmerk ‘ECOLAB’, ingeschreven voor o.a. wetenschappelijk onderzoek, is beschrijvend en heeft geen onderscheidend vermogen. Het woordmerk is beschrijvend voor de waren en diensten waarvoor het is ingeschreven. Het relevante publiek, bestaande uit Engelssprekende professionals, zal het woordmerk begrijpen als de samenvoeging van de afkortingen ‘eco’ en ‘lab’. Ondanks dat dit geen bestaand Engels woord is, is het voor het relevante publiek duidelijk dat hiermee een ecologisch laboratorium bedoeld wordt. De waren en diensten waarvoor het woordmerk is ingeschreven betreffen waren en diensten die verband houden met ecologische laboratoria, daarom is het woordmerk beschrijvend. Het aangeleverde bewijs was niet voldoende om het normaal gebruik van het woordmerk vast te stellen waardoor het onderscheidend vermogen van het woordmerk niet bewezen is. Verder heeft de kamer van beroep een goed onderbouwde uitspraak gedaan en niet in strijd gehandeld met het beginsel van gelijke behandeling.

34. The Board of Appeal did not commit any error of assessment in finding that the relevant public would perceive the sign ECOLAB as a combination of the abbreviations ‘eco’ and ‘lab’ and would be likely to attribute to it the meaning of ‘ecological laboratory’. In that regard, it must be observed that there is no perceptible difference, within the meaning of the case-law cited in paragraph 26 above, between the term ECOLAB and the sum of the parts of which it is composed. Hence, the English-speaking, professional consumer of those services would immediately understand the sign applied for, taken as a whole, and be likely to interpret it as meaning ‘ecological laboratory’.

53. In the present case, in order to substantiate the claim that distinctiveness had been acquired through use, the applicant produced a copy of an international classification of the world’s biggest companies having regard to capitalisation, turnover, profits and capital, according to which, in 2015, its global turnover was 34.1 billion United States dollars (USD, about EUR 32.6 billion) and it was classified in the 498th position of that classification. In that regard, it suffices to observe that that evidence, which only refers to the global...

IEPT20170419, Rb Den Haag, De Staat v Serwin

$
0
0

Octrooirecht. Verstekvonnis. De Staat vordert vernietiging van Europees octrooi EP 1 623 080. Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat het zal worden toegewezen.

De IEPT-versie volgt.

(kopie origineel vonnis)

IEPT20170620, Hof Den Haag, Inrichting Website

$
0
0

Inbreukvordering op grond van gebruik foto’s op website appellant ten onrechte toegewezen: onvoldoende onderbouwd dat geïntimideerde auteursrechthebbende is. Appellant mocht teksten waarvan wordt verondersteld dat appellant en geïntimideerde gemeenschappelijk auteursrecht toekomt, niet gebruiken: exploitatie gemeenschappelijk auteursrecht mag enkel geschieden met toestemming van alle deelgenoten, toestemming ontbrak. Auteursrechtinbreuk op inrichting website onvoldoende onderbouwd.

AUTEURSRECHT

Hoger beroep tegen (IEPT20151125). Eiseres verhandelt met haar eenmanszaak tuinartikelen en meubelen en is in gemeenschap van goederen met gedaagde getrouwd. Dit huwelijk is in 2013 ontbonden, en partijen hebben hiertoe op 7 februari 2013 een echtscheidingsconvenant getekend. Hierin is opgenomen dat eiseres de winkel alleen voortzet, en dat gedaagde de inboedel van de winkel toekomt. Medio 2013 komt eiseres erachter dat gedaagde ook een webwinkel in tuinartikelen exploiteert. Ze stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar auteursrechten. De rechtbank Rotterdam heeft in het bestreden eindvonnis het gevorderde inbreukverbod toegewezen.

Het hof oordeelt dat het gelet op de gemotiveerde betwisting van de stelling dat geïntimideerde de maker van de foto is door appellant - waarvan de juistheid deels is erkend - op de weg van geïntimeerde had gelegen om duidelijk te stellen en te onderbouwen welke foto’s door haar zijn gemaakt. Nu van een dergelijke onderbouwing geen sprake is kan er volgens het hof niet van worden uitgegaan dat geïntimeerde auteursrechthebbende is met betrekking tot onderhavige foto’s, dient haar daarop gebaseerde inbreukvordering te worden afgewezen. De grieven slagen.

Met betrekking tot de teksten op de website gaat het er ervan uit dat geïntimeerde hier (mede)maker van is, nu appellant heeft nagelaten zijn betwisting daarvan der te onderbouwen. Dat geïntimeerde bij het maken van de teksten andere websites heeft geraadpleegd, daaruit delen heeft overgenomen en door haar gemaakte vertalingen van stukken Engelse tekst van derden heeft gebruikt doet daar volgens het hof niet aan af. Appellant heeft erkend dat (een aantal van) de advertentieteksten op zijn website (nagenoeg) identiek is aan de teksten op de website van geïntimeerde. Hij stelt dat hij die mag gebruiken omdat hij medeauteursrechthebbende is met betrekking tot die teksen. Er met appellant veronderstellenderwijs van uitgaande dat geïntimeerde en appellant...

BMM najaarsbijeenkomst op 23 en 24 november 2017 in Rotterdam

$
0
0

BMM nieuwsbrief bericht: "Save the date! Najaarsbijeenkomst 23 en 24 november 2017 in Rotterdam

Beste leden,

Op donderdag 23 en vrijdag 24 november as. zal de najaarsvergadering 2017 plaatsvinden op het schip SS Rotterdam te Rotterdam. Nadere informatie volgt snel. Intussen wensen wij u een fijne vakantie.

Met vriendelijke groet,
BMM Programmacommissie"

IEPT20170710, Rb Gelderland, Norah v Engels

$
0
0

Vorderingen in kort geding omrent vermeende inbreuk op merk- een handelsnaam afgewezen: twijfels bij spoedeisend belang nu discussie sinds 2012 speelt, onduidelijkheid over de inhoud en ene kort geding leent zich niet voor nadere onderbouwing of bewijslevering.

PROCESRECHT

Kort geding. Norah vordert in deze procedure kort gezegd veroordeling van Engels tot het staken van het maken van inbreuk op haar handelsnaam- en merkrechten. Norah legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Engels al een aantal jaren inbreuk maakt door de handelsnamen Norah en Norah Plastics te voeren en daarnaast de door Norah geregistreerde woordmerken NORAH, NORAH BENELUX en/of NORAH PLASTICS te gebruiken.

De voorzieningenrechter heeft echter twijfels bij het bestaan van een voldoende spoedeisend belang. De voorzieningenrechter overweegt dat over de vermeende inbreuken tussen partijen al gediscussieerd wordt vanaf de fusie tussen Norah Plastics N.V. en Engels Logistics N.V. begin 2012. Daarbij komt volgens de rechter dat in dit kort geding over de inhoud veel onduidelijkheid bestaat. Deze onduidelijkheid ziet allereerst op de kwestie wie aan de zijde van Norah rechthebbende en gebruiker is van de handelsnamen Norah en Norah Plastics. Daarnaast is volgens de voorzieningenrechter volstrekt onduidelijk welke partij als eerste de naam Norah heeft gebruikt.

Ook ten aanzien van het merkenrecht bestaan naar het oordeel van de voorzieningenrechter de nodige inhoudelijke vragen. Hoewel Norah anders bepleit wijzen de stukken die door partijen zijn overgelegd er volgens de voorzieningenrechter juist op dat Engels een ouder beeldmerk heeft waarvan de woorden Norah Plastics een kenmerkend onderdeel vormen. Dit beeldmerk is ouder dan de geregistreerde woordmerken Norah, Norah Benelux en Norah Plastics van Norah. Welke partij gelet daarop welke rechten toekomen, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter op dit moment niet duidelijk.

Nu de vorderingen van Norah in deze procedure zeer verstrekkend zijn en bij toewijzing gedeeltelijk onomkeerbare gevolgen zouden hebben, is de voorzieningenrechter van oordeel dat een nadere onderbouwing van de feiten en stellingen van Norah en op bepaalde onderdelen (mogelijk) bewijslevering noodzakelijk is om tot een gedegen inhoudelijke beoordeling van de vorderingen te kunnen komen. Voor dergelijke proceshandelingen is in deze kort gedingprocedure naar het oordeel van de voorzieningenrechter vanwege haar aard echter geen plaats. De vorderingen...

Advies Raad van State inzake het Protocol houdende wijziging van het BVIE (nader rapport)

$
0
0

’s-Gravenhage, 23 juni 2016
WJZ / 17098781

"Aan de Koning

Nader rapport inzake het Protocol houdende wijziging van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken, tekeningen en modellen); Brussel, 21 mei 2014 (Trb. 2014, 119).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 22 februari 2017, nr. 2017000316, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 22 maart 2017, nr. W15.17.0051/IV, bied ik U hierbij aan.

Naar aanleiding van het advies van de Afdeling om nader te motiveren dat de goedkeuring van het verdrag niet leidt tot afwijking van de Grondwet is in de toelichtende nota een paragraaf inzake de grondwettelijke aspecten opgenomen.

Ik moge U, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, verzoeken de Minister van Buitenlandse Zaken te machtigen gevolg te geven aan zijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste Kamer en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal."

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.

Download de authentieke versie via deze link.


IEPT20170711, Hof Arnhem-Leeuwarden, Cozzmoss

$
0
0

Auteursrechtinbreuk op artikelen De Volkskrant en Trouw door deze als pdf op te nemen in digitale informatiesysteem appellant en op website appellant hyperlinks naar deze verveelvoudigingen te plaatsen. Beroep op Svensson-arrest (IEPT20140213) faalt: werken in eigen digitale informatiesysteem opgenomen en hyperlinks hiernaar opgenomen. Geen impliciete toestemming voor verveelvoudiging en openbaarmaken artikel “’t Zit hem in de boon”. Beroep op citaatrecht faalt: integrale opname teksten in eigen informatiesysteem appellant, waarnaar met hyperlinks wordt verwezen niet proportioneel en functioneel noodzakelijk. Publicatie door appellant doet afbreuk aan normale exploitatie van het werk: De Volkskrant en Trouw genereren van advertentie-inkomsten met de publicatie van de artikelen. Onvoldoende onderbouwd dat geëiste schadevergoeding per woord van € 0,36 en € 0,37 marktconform is voor kleine partijen. Schadebegroting op grond van gemiste advertentie-inkomsten: € 139,30.

AUTEURSRECHT

Hoger beroep tegen het vonnis van 5 juni 2013, waarin appellant voor het zonder toestemming openbaar maken van zeven artikelen van De Volkskrant en Trouw werd veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 2.124,60 en € 150,75 aan administratiekosten. In dit geding heeft Cozzmoss opdracht gekregen van De Volkskrant en Trouw tot handhaving van de auteursrechten.

Dat er geen sprake is geweest van ongeoorloofde verveelvoudiging en openbaarmaking wordt niet gevolgd door het hof. Door verveelvoudigingen van de krantenartikelen in haar eigen digitale informatiesysteem op te nemen en op haar website hyperlinks naar deze verveelvoudigingen te plaatsen heeft appellant deze werken zonder toestemming van de rechthebbenden beschikbaar gesteld aan het publiek en hierdoor ongeoorloofd openbaar gemaakt. Het beroep op het Svensson-arrest (IEPT20140213) faalt. Appellant heeft geen hyperlinks geplaats naar op de websites van de dagbladen beschikbaar gestelde artikelen, maar de werken in haar eigen digitale informatiesysteem opgenomen en vervolgens hyperlinks naar deze verveelvoudigingen op haar website geplaatst. Er is dus sprake van het bereiken van een nieuw publiek.

Ten aanzien van het artikel “’t Zit hem in de boon’” heeft appellant betoogt dat geen sprake is van auteursrechtinbreuk, omdat sprake zou zijn van impliciete toestemming voor het verveelvoudigen en openbaarmaken. Dat het artikel is gebaseerd op een interview met [X] is echter onvoldoende...

IEPT20170713, Rb Oost-Brabant, Your Agency

$
0
0

Artiest mocht optreden voortijdig en definitief beëindigen nadat met drank werd gegooid vanuit publiek: overeengekomen afspraken over veiligheid vereisen niet dat optreden werd hervat. Geen sprake van uitlokking door uitlating artiest over afbreken optreden: er werd vóór uitlating al met glazen gegooid en de uitlating kan als waarschuwing worden beschouwd.

IE-VERBINTENISSENRECHT

Eiser exploiteert een café en heeft met Your Hosting een overeenkomst gesloten over een 30 minuten durend optreden van een door laatstgenoemde vertegenwoordigde artiest. Deze artiest heeft het optreden beëindigd nadat er vanuit het publiek bier naar hem was gegooid. Met de voortijdige beëindiging van het optreden is Your Agency volgens eiser tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Eiser stelt dat de artiest het optreden na ongeveer 3 minuten heeft beëindigd en Your Hosting derhalve 9/10e deel van de betaalde factuur moet terugbetalen, hetgeen neerkomt op € 3.577,50. Volgens Your Hosting mocht de artiest het optreden echter worden beëindigd gelet op de van de overeenkomst deel uitmakende ‘rider’ met daarin onder meer afspraken over veiligheid. Partijen twisten over de uitleg van de volgende bepaling:

“(…) 8. Veiligheid

Opdrachtgever is verantwoordelijk voor handhaving van de orde tijdens op- en afbouw, en tijdens het optreden van contractant 2. (…) Indien de veiligheid van dj/artiest/act/medewerkers, en/of publiek niet gewaarborgd kan worden is artiest gerechtigd definitief het optreden te stoppen met behoud van volledige gage. (…)

Let op! U dient in te staan voor een veilige situatie en werkplek voor [naam artiest] en zijn crew. Dit houdt onder andere in dat u er voor dient zorg te dragen dat er niet met voorwerpen (zoals drank) naar hen mag worden gegooid, bij gebreke waarvan u aansprakelijk bent voor de schade en/of [naam artiest] en diens crew gerechtigd zijn het optreden te annuleren of staken.”

Volgens eiser kan het optreden enkel worden “geannuleerd” voordat het is begonnen en enkel tijdelijk worden “gestaakt”. Volgens Your Agency kan het optreden ook worden “geannuleerd” als het optreden is begonnen en heeft het in artikel 8 van de rider vermelde woord “staken” een definitief karakter.

De rechtbank Oost-Brabant overweegt dat de artiest volgens artikel 8 van de rider gerechtigd is “definitief” het optreden te stoppen met behoud van volledige gage indien zijn veiligheid niet...

IEPT20170629, Rb Amsterdam, Ziggo v Fox en EMM

$
0
0

Onvoldoende aannemelijk dat Ziggo op grond van artikel 9 van distributieovereenkomst tussen Ziggo B.V. en EMM en FOX ook abonnees van zusteronderneming Ziggo Services B.V. (voormalig UPC Nederland) mag bedienen: gelet op de zorg die door beide partijen en hun bedrijfsjuristen aan deze bepaling is besteed brengt meest voor de hand liggende taalkundige betekenis mee dat Ziggo televisiesignalen wel aan (toekomstige) dochterondernemingen mag doorgeven, maar niet aan (toekomstige) zusterondernemingen en bodemrechter zou oordelen dat Ziggo niet is geslaagd in tegenbewijs m.b.t. deze uitleg van artikel 9.

DISTRIBUTIEOVEREENKOMST

Kort geding. Tussen Ziggo B.V. en Ziggo Services enerzijds en EMM en FOX anderzijds is reeds een bodemprocedure aanhangig over de reikwijdte van de tussen Ziggo B.V. en EMM en FOX gesloten distributieovereenkomst, op grond waarvan Ziggo B.V. minimaal tot en met 31 juli 2020 het recht heeft om het signaal voor de voetbalkanalen FOX Sports Eredivisie en FOX Sports International in heel Nederland te distribueren. Ziggo B.V. en (de rechtsvoorganger van) Ziggo Services (het voormalige UPC Nederland) zijn eind 2014 onderdeel geworden van dezelfde onderneming en de netwerken van beide groepsmaatschappijen zijn tot één netwerk samengevoegd. Ziggo Services heeft sinds juli 2013 een (nieuwe) distributieovereenkomst gesloten met EMM en FOX, die afloopt op 31 juli 2017. Ziggo c.s. is voornemens om uiterlijk per 1 augustus 2017 alle abonnees die op dit moment FOX Sports Channels van haar afnemen - ongeacht of het abonnees betreft die in het verleden waren aangesloten op het toenmalige Ziggo B.V.-netwerk of het toenmalige Ziggo Services/UPC-netwerk - onder te brengen bij Ziggo B.V. EMM en FOX verzetten zich daartegen en dreigen de levering van de Fox Sports Channels voor de klanten van Ziggo c.s. vanaf 1 augustus 2017 te staken.

Het geschil spitst zich toe tot de uitleg van artikel 9 van de distributieovereenkomst. Gelet op de zorg die door beide partijen en hun bedrijfsjuristen aan deze bepaling is besteed brengt de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis volgens de voorzieningenrechter mee dat Ziggo televisiesignalen wel aan (toekomstige) dochterondernemingen mag doorgeven, maar niet aan (toekomstige) zusterondernemingen. Volgens de voorzieningenrechter zou de bodemrechter Ziggo B.V. toelaten tot het leveren van tegenbewijs van de meest voor de hand liggende uitleg van artikel 9. De voorzieningenrechter is in het licht van...

IEPT20170512, Rb Gelderland, Orga-Architect v Eco-Plus

$
0
0

Samenwerkingsovereenkomst ontbonden: uit feit dat gedaagden ter zitting hebben verklaard geen verdere samenwerking met eisers te wensen en dat zij geen nakoming verlangen blijkt dat gedaagden zich kennelijk bij ontbinding hebben neergelegd. Gedaagden moeten gebruik handels- en merknamen “ORGA bouw” staken: eisers voerden handelsnaam “ORGA” geruime tijd voor samenwerkingsovereenkomst, zijn rechthebbende op handelsnaam/merknamen “ORGA architect” en “ORGA bouw” en samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat gedaagden na beëindiging overeenkomst handelsnaamgebruik moeten staken. Redelijkheid en billijkheid brengt mee dat gedaagden handelsnaam t/m 31 december 2017 mogen voeren: uit samenwerkingsovereenkomst vloeit voort dat bij beëindiging partijen moeten overleggen hoe zij precies uit elkaar gaan en eisers ter zitting aangegeven bereid te zijn gebruik “ORGA bouw” door gedaagden voor een bepaalde (korte) termijn toe te staan. Veroordelingen gelden enkel in verhouding tot [eiser sub 1]: geen geldige overdracht rechtsverhouding aan Orga-Architect doordat wederpartij niet schriftelijk in kennis is gesteld van overneming (6:159 BW). Toewijzen gevorderde betaling van aantal bedragen in dit kort geding te vergaand: gedaagden hebben belang bij opschorting betaling in verband met eventuele tegenvordering en spoedeisend belang en restitutierisico bij geldvorderingen niet onderbouwd.

OVEREENKOMST

Kort geding. [eiser sub 1] en Eco-Plus hebben op 18 juni 2013 een samenwerkingsovereenkomst gesloten, waarmee Eco-Plus het recht kreeg tot het gebruik van de handelsnaam “ORGA bouw”. Nadat een geschil tussen partijen is ontstaan heeft [eiser sub 1] de samenwerkingsovereenkomst per 1 december 2016 ontbonden wegens het op ernstige wijze tekort schieten van ORGA-bouw in de uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de samenwerkingsovereenkomst is ontbonden, nu gedaagden ter zitting hebben verklaard geen verdere samenwerking met eisers te wensen en geen nakoming te verlangen van de samenwerkingsovereenkomst, waardoor blijkt dat zij zich kennelijk bij de ontbinding hebben neergelegd. Gedaagden moeten daarom het gebruik van de handels- en merknamen “ORGA bouw” staken. Aangezien uit de samenwerkingsovereenkomst voortvloeit dat bij beëindiging partijen moeten overleggen over hoe zij precies uit elkaar gaan en eisers te zitting hebben aangegeven bereid te zijn het gebruik van “ORGA bouw” door gedaagden voor...

IEPT20170720, Rb Zeeland-West-Brabant, Poppodium 013 v Podium 0113

$
0
0

Podium 0113 maakt door gebruik te maken van het teken "0113" inbreuk ex artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE op het woordmerk 013 van Poppodium 013: verwarringsgevaar door auditieve en visuele overeenstemming, merk 013 niet uitsluitend beschrijvend, diensten zijn soortgelijk. Ook sprake van inbreuk ex artikel 2.20 lid 1 sub c: 013 aangemerkt als bekend merk wegens grote bekendheid Poppodium 013, voldoende aannemelijk dat het onderscheidend vermogen en de reputatie van het merk worden aangetast en dat Podium 0113 ongerechtvaardigd voordeel trekt uit het gebruik.

MERKENRECHT

Poppodium 013 exploiteert sinds 1998 een poppodium in Tilburg. Op 4 maart 2017 is in Goes Podium 0113 gestart met een poppodium. Volgens Poppodium 013 maakt Podium 0113 door gebruik te maken van het teken "Podium 0 113" inbreuk op haar handelsnaamrechten op de handelsnamen "Poppodium 013" en "013"; alsmede op haar merkrechten op het woordmerk "013" en de woord/beeldmerken "013 Poppodium Tilburg".

Volgens Podium 0113 ontbeert de vordering van Poppodium 013 spoedeisend belang, omdat Poppodium 013 bijna een half jaar heeft gewacht met het uitbrengen van de dagvaarding van dit kort geding. De voorzieningenrechter overweegt echter dat Poppodium 013 voldoende voortvarend heeft gehandeld nu de dagvaarding is uitgebracht binnen drie maanden na de opening van Podium 0113. Het spoedeisend belang bij de vorderingen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorts gegeven omdat de gestelde inbreuken op het merkrecht en handelsnaamrecht een voortdurend karakter hebben.

Met betrekking tot de vermeende merkinbreuk overweegt de voorzieningenrechter dat het Poppodium 013 gaat om een verbod te verkrijgen voor gebruik van het teken "0113" en niet om het woord "Poppodium". De voorzieningenrechter is van oordeel dat het door Podium 0113 gebruikte teken "0113" zowel auditief als visueel in zodanige mate overeenstemt met het woordmerk "013" en dat aannemelijk is dat het publiek, dat vaak vluchtig kennis zal nemen van merk en teken, door de gelijkende totaalindruk van "0113" en "013" in verwarring geraakt. Vanwege de bekendheid van het merk "013" bestaat het gevaar dat het publiek bij het waarnemen van het teken "0113" onwillekeurig een verband zal leggen met het merk "013" van Poppodium 013. Dat gevaar blijkt volgens de voorzieningenrechter ook uit overgelegde reacties op de facebookpagina van Podium 0113.

Het verweer van Podium 0113 dat het merk "013" uitsluitend beschrijvend is, wordt...

Viewing all 5229 articles
Browse latest View live