Ex parte bevel wegens merk- en handelsnaaminbreuk op “Het IJs van Columbus” afgewezen: verzoekster is niet rechthebbende op merk en heeft geen deugdelijke procesvolmacht om zelf verbod te vorderen; gestelde handelsnaaminbreuk en spoedeisendheid van zaak niet aannemelijk.
MERKENRECHT – HANDELSNAAMRECHT
IJs van Columbus verzoekt op grond van haar merk- en handelsnaamrechten een ex parte bevel ex artikel 1019e Rv. Voor zover dit verzoek gegrond is op het ingeroepen Beneluxwoord-/beeldmerk dient het te worden afgewezen, omdat verzoekster niet de rechthebbende op het merk is en een deugdelijke procesvolmacht om zelf een verbod te vorderen ontbreekt. Artikel 2.32 BVIE kent die bevoegdheid niet toe aan een licentienemer en de overgelegde licentieovereenkomst voldoet niet aan de vereisten voor lastgeving van artikel 7:414 BW. Ook het verzoek ten aanzien van het handelsnaamrecht van verzoekster wordt afgewezen, omdat de gestelde handelsnaaminbreuk en spoedeisendheid van de zaak niet aannemelijk zijn.
IEPT20140326, Rb Den Haag, IJs van Columbus v Brood van Columbus
↧
IEPT20140326, Rb Den Haag, IJs van Columbus v Brood van Columbus
↧