Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de houder van de communautaire en nationale beeldmerken bevattende de woordelementen „Coca-Cola” en „C” en strekkende tot vernietiging van beslissing R 2156/2011 2 van de tweede kamer van beroep van het BHIM houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling tot afwijzing van de oppositie die door verzoekster tegen de aanvraag tot inschrijving van het beeldmerk bevattende het woordelement „Master”, voor waren van de klassen 29, 30 en 32, is ingesteld.
Het beroep wordt toegewezen; de beslissing wordt vernietigd. Het BHIM heeft onterecht het bewijs van commerciële gebruik van het aangevraagde beeldmerk met het woordelement “Master” niet in aanmerking genomen. De bewijzen vormen duidelijk relevant bewijsmateriaal nu zij aangeven dat er sprake is van een gevaar voor meeliften. Dit gevaar houdt in dat ongerechtvaardigd voordeel uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk (Coca-Cola) wordt getrokken wegens de associatie met het bekende oudere merk.
89 De bewijzen van het commerciële gebruik van het aangevraagde merk zoals die door verzoekster in de oppositieprocedure zijn overgelegd, vormen duidelijk relevant bewijsmateriaal waaruit blijkt dat in casu sprake was van „gevaar voor meeliften”.
90 Bijgevolg moet worden vastgesteld dat de kamer van beroep blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door die bewijzen bij de toepassing van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009 op de onderhavige zaak niet in aanmerking te nemen.
Lees het arrest hier.
Het beroep wordt toegewezen; de beslissing wordt vernietigd. Het BHIM heeft onterecht het bewijs van commerciële gebruik van het aangevraagde beeldmerk met het woordelement “Master” niet in aanmerking genomen. De bewijzen vormen duidelijk relevant bewijsmateriaal nu zij aangeven dat er sprake is van een gevaar voor meeliften. Dit gevaar houdt in dat ongerechtvaardigd voordeel uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk (Coca-Cola) wordt getrokken wegens de associatie met het bekende oudere merk.
89 De bewijzen van het commerciële gebruik van het aangevraagde merk zoals die door verzoekster in de oppositieprocedure zijn overgelegd, vormen duidelijk relevant bewijsmateriaal waaruit blijkt dat in casu sprake was van „gevaar voor meeliften”.
90 Bijgevolg moet worden vastgesteld dat de kamer van beroep blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door die bewijzen bij de toepassing van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009 op de onderhavige zaak niet in aanmerking te nemen.
Lees het arrest hier.