Geen bevoegdheid jegens [A] op grond van artikel 96 GMeV: vorderingen zien niet op merkinbreuk door [A] zelf, maar op zijn aansprakelijkheid als (feitelijk) bestuurder van aantal rechtspersonen. Geen bevoegdheid jegens [A] op grond van artikel 6(1) EEX-Vo t.a.v. vorderingen gegrond op Internationale/Benelux merken en onrechtmatige daad: rechtbank niet gerecht van de woonplaats van een van de gedaagden. Rechtbank wel bevoegd jegens [A] t.a.v. vordering gegrond op Gemeenschapsmerken, waarbij rechtbank als gerecht van de woonplaats geldt ten aanzien van Nederlandse medegedaagden. Nauwe band en eenzelfde situatie feitelijk en rechtens en gevaar voor tegenstrijdige beslissingen: zowel in procedure tegen [A] als tegen Nederlandse medegedaagden moet worden beslist of sprake is van inbreuk op BACARDI-Gemeenschapsmerken.
IPR – MERKENRECHT
Bacardi stelt in de hoofdzaak onder meer dat gedaagden inbreuk maken op de BACARDI-merken en/of onrechtmatig jegens Bacardi hebben gehandeld door het verhandelen van inbreukmakende en/of onrechtmatige Bacardiproducten. [A], de (feitelijk) bestuurder van een aantal van de gedaagden, heeft een bevoegdheidsincident opgeworpen.
De rechtbank oordeelt dat zij geen bevoegdheid jegens [A] heeft op grond van artikel 96 GMeV, aangezien de vorderingen niet zien op merkinbreuk door [A] zelf, maar op zijn aansprakelijkheid voor (onder meer) de gestelde inbreuk door de rechtspersonen waarvan hij (feitelijk) bestuurder is.
De rechtbank is ook niet bevoegd jegens [A] op grond van artikel 6(1) EEX-Vo, ten aanzien van vorderingen ii, iii en iv (inbreuk internationaal/Beneluxmerk en onrechtmatig handelen). De rechtbank is niet het gerecht van de woonplaats van een van de gedaagden, aangezien geen van de gedaagden woonplaats heeft in het arrondissement Den Haag. De rechtbank is echter wel bevoegd ten aanzien van de vordering die is gegrond op de inbreuk op de BACARDI-Gemeenschapsmerken, waarbij de rechtbank als gerecht van de woonplaats geldt ten aanzien van de Nederlandse medegedaagden. Er is voorts sprake van een nauwe band en eenzelfde situatie feitelijk en rechtens. In zowel de procedure tegen [A] als die tegen de Nederlandse medegedaagden moet worden beslist of de Nederlandse medegedaagden inbreuk hebben gemaakt op BACARDI-Gemeenschapsmerken. Het is namelijk slechts denkbaar dat [A] onrechtmatig heeft gehandeld wegens het bewerkstelligen, althans niet voorkomen van de inbreuk op die Gemeenschapsmerken, indien allereerst wordt...