Bij beantwoording vraag of verbod is overschreden dienen uitlatingen te worden getoetst aan inhoud verbod: doel en strekking zijn daarbij richtsnoer. Inhoud verbod dient mede te worden vastgesteld aan de hand van het vonnis waarop het steunt. Nieuw gebleken omstandigheden, andere context en verloop van tijd brengen mee dat uitlatingen niet onder verbod van het executievonnis vallen.
PUBLICATIE
Bekrachtigd: IEPT20141223. Hoger beroep. Bij vonnis van 6 december 2010 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat eiser (een advocaat) zich op grond van de gedragsregels niet jegens derden negatief mocht uitlaten over de persoon van gedaagde. Op 26 september 2014 is een boek in de handel verschenen met een biografie van eiser, waarin in negatieve bewoordingen over gedaagde wordt gesproken. Gedaagde heeft eiser bevel gedaan om verbeurde dwangsommen van € 15.000 te voldoen wegens overtreding van het vonnis. Eiser vordert staking van de executie van het vonnis. Gedaagde gaat in hoger beroep en vordert handhaving van het verbod en betaling van verbeurde dwangsommen wegens drie gestelde overtredingen van het bij het vonnis opgelegde verbod. Geïntimeerde (eerder eiser) vordert de executie te staken.
Het Hof is voorshands van oordeel dat bij de beantwoording van de vraag of het verbod uit het executievonnis is overschreden dienen uitlatingen te worden getoetst aan inhoud van het verbod, waarbij het doel en de strekking daarbij richtsnoer zijn. De inhoud van het verbod dient volgens het Hof mede te worden vastgesteld aan de hand van het vonnis waarop het steunt. De omstandigheden over de relatie tussen appellant en geïntimeerde brengen mee dat uitlatingen in casu niet onder het verbod vallen. Het verbod kan niet worden geacht te allen tijde afgedwongen te worden, waardoor het Hof het vonnis waarvan beroep is gemaakt bekrachtigt.
IEPT20150908, Hof Den Bosch, Executie publicatievonnis
(ECLI-versie)