Merkenrecht. Beroep door verzoeker strekkende tot vernietiging van de beslissing van de Kamer van Beroep inhoudende de afwijzing van de nietigheidsverklaring van het beeldmerk met het woordelement „GUGLER” voor waren en diensten van de klassen 6, 17, 19, 22, 37, 39 en 42.
Het beroep wordt toegewezen. De Kamer van Beroep heeft bij de beoordeling op grond van artikel 8(4) GMeV gebruik gemaakt van nationaal recht. In de bestreden uitspraak wordt echter niet benoemd of er in het Franse recht een recht op bescherming van de bedrijfsnaam bestaat en onder welke voorwaarden. Het GEU oordeelt dat hiermee niet voldaan wordt aan de op de Kamer van Beroep rustende motiveringsplicht, omdat er niet is vermeld dat nationaal recht werd toegepast en omdat niet duidelijk is wat de grondslag is van het oordeel van het BHIM. Ook oordeelt het GEU dat de Kamer van Beroep onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen sprake was van kwade trouw bij “Gugler GmbH”. Het GEU kan hierdoor niet zelf vaststellen welke beslissing de Kamer van Beroep had moeten maken.
103. As regards the ground for invalidity based on Article 52(1)(b) of Regulation No 207/2009, the Board of Appeal did not state to the required legal standard what it intended to refer to in mentioning the ‘name “Gugler”’ (paragraph 30 of the contested decision) or in what way the various arguments put forward by the applicant, which are referred to in paragraph 30 of the contested decision, were not such as to enable it to conclude that there was bad faith on the part of Gugler GmbH. Consequently, it cannot be held that it examined those various matters.
Lees het arrest hier.