Quantcast
Viewing all 5229 articles
Browse latest View live

IEPT20170726, HvJEU, Continental Reifen v Michelin

Gerecht uitgegaan van onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot onderscheidenheid eerdere Franse merkregistratie: uit brochures van Michelin blijkt dat de gestileerde letter X wordt gebruikt om technische karakteristieken aan te duiden. Ondanks onjuiste rechtsopvatting hogere voorziening afgewezen: oordeel Gerecht voldoende gestoeld op andere juridische grondslagen.

MERKENRECHT

Vervolg op IEPTIEPT20151208, GEU, Compagnie générale des éstablissements Michelin v BHIM, waarin het beroep van Michelin tegen de inschrijving van het beeldmerk XKING in klasse 12 door Continental Reifen werd toegewezen, op grond van het merk X van Michelin.







XKING van Continental Reifen en X van Michelin

In deze hogere voorziening klaagt Continental Reifen in het tweede deel van haar enige middel dat het oordeel van Gerecht gestoeld is op een onjuiste rechtsopvatting, door uit het bewijs te concluderen dat de letter X in het eerdere Franse merkregistratie geen karakteristiek van de banden aangaf, terwijl dat volgens Continental Reifen juist wel blijkt en dat door Michelin de letter X, al dan niet in de speciale schrijfwijze wordt gebruikt om karakteristieken van de band (grootte en dikte) aan te geven.

Het Hof benadrukt allereerst dat een onjuiste rechtsopvatting duidelijk moet blijken uit de dossierstukken, zonder dat een nieuwe beoordeling van de feiten en het bewijs noodzakelijk is, zie Westermann Lernspielverlage. Naar het oordeel van het Hof is het Gerecht bij de oordeel dat de eerdere Franse merkregistratie een normaal mate van eigen onderscheidend vermogen heeft, uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting, omdat juist uit de bij het Gerecht overgelegde brochures van Michelin blijkt dat de gestileerde ‘X’ wordt gebruikt om technische karakteristieken van de banden aan te duiden. Dit tweede deel van het middel slaagt. Echter volgt uit vaste jurisprudentie dat bij een dergelijke dwaling in rechte de hogere voorziening toch moet worden afgewezen wanneer het maar het dictum ervan op andere rechtsgronden gerechtvaardigd voorkomt.

Het Hof oordeelt in dit geval dat de constatering van het Gerecht dat de letter ‘X’ in het merk KingX het dominerende element is in het merk, dat deze weinig onderscheidend vermogen heeft en dat de twee merken zodanig overeenkomen dat verwarringsgevaar te duchtten valt, voldoende grond vindt in het overige (bewijs)materiaal en het dictum op andere rechtsgronden gerechtvaardigd voorkomt.

Het beroep slaagt derhalve niet.

De IEPT-versie...


Distributiestelsel met doel instandhouding luxe-imago producten vormt verenigbare mededingingsfactor

Zaak C-230/16: Coty Germany v Parfürmerie Akzente. Oberlandesgericht Frankfurt/M – Duitsland. Conclusie A-G N. Wahl

Zie dit Boek9-bericht voor de prejudiciële vragen.

A-G Wahl concludeert dat selectieve distributiestelsel voor de verkoop van luxe en prestigieuze artikelen die primair tot doel hebben het “luxe-imago” van de artikelen in stand te houden, een verenigbare mededingingsfactor (artikel 101 lid 1 VWEU), kunnen vormen. Op voorwaarde

Dat de distribiteurs worden gekozen op basis van objectieve criteria van kwalitatieve aard, waarbij de criteria
- alle potentiële wederverkopers uniform worden vastgesteld
- zonder discriminatie worden toegepast Van de aard van het betrokken product, waaronder het prestigieuze imago; Dat de Selectieve distributie dient ter waarborging van het behoud van de kwaliteit en noodzakelijk is voor het juiste gebruik van het product; Dat de vastgestelde criteria niet verder gaan dan noodzakelijk is.


De verwijzende rechter dient te onderzoeken of de contractbepaling waarvan het de erkende distributeurs van een distributiestelsel verboden is bij onlineverkoop naar buiten toe kenbare platforms van derden in te schakelen

noodzakelijk is gelet op de aard van het product, uniform is vastgesteld zonder onderscheid wordt toegepast niet verder gaat dan noodzakelijk


Een verbod voor op detailhandelniveau werkzame leden van een selectief distributiestelsel om bij onlineverkoop naar buiten toe kenbaar derde ondernemingen in te schakelen vormt geen beperking van de klantenkring.

Een verbod voor op detailhandelniveau werkzame leden van een selectief distributiestelsel om bij onlineverkoop naar buiten toe kenbaar derde ondernemingen in te schakelen vormt geen beperking van de passieve verkoop aan de eindgebruiker.

“157. Gelet op het bovenstaande geef ik het Hof in overweging, de vragen van het Oberlandesgericht Frankfurt am Main te beantwoorden als volgt:
1) Selectieve distributiestelsels voor de verkoop van luxe en prestigieuze artikelen die primair tot doel hebben het ‚luxe-imago’ van de artikelen in stand te houden, vormen een met artikel 101, lid 1, VWEU verenigbare mededingingsfactor, mits de distributeurs worden gekozen op basis van objectieve criteria van kwalitatieve aard die voor alle potentiële wederverkopers uniform worden vastgesteld en zonder discriminatie worden toegepast, de aard van het betrokken product, waaronder het prestigieuze imago, selectieve distributie ter waarborging van het behoud van de...

IEPT20170726, Rb Amsterdam, Holland Ticket Services v Hello Amsterdam

Geen spoedeisend belang bij vorderingen omtrent gestelde inbreuk op exclusieve licentie op omslag en logo van pocketgids: onvoldoende aannemelijk dat er een tweede editie van de pocketgids zal komen met dezelfde stijl.

PROCESRECHT

Kort geding. Hello Amsterdam is uitgever van magazines en pocketgidsen over de stad Amsterdam, waaronder de pocketgids “Hello Amsterdam”. Holland Ticket Services heeft een overeenkomst gesloten met Amsterdam Media - een aan Hello Amsterdam gelieerde onderneming - omtrent de uitgave van een vergelijkbare pocketgids bestemd voor de bezoekers van de Amsterdam RAI onder de naam “Amsterdam Welcome”. De inhoud van de gids is gebaseerd op die van de Hello Amsterdam-pocketgids, maar er wordt gebruik gemaakt van een andere huisstijl. Partijen hebben onderhandeld over de totstandkoming van een tweede editie van deze gids, maar zijn niet tot een overeenstemming gekomen, onder meer omdat Hello Amsterdam stelt dat Holland Ticket Services haar gids tegen de afspraken in ook buiten de RAI had verspreid en wilde verspreiden.

In het onderhavige kort geding stelt Holland Ticket Services dat de uiterlijke verschijningsvorm van de laatste versie van de Hello Amsterdam-pocketgids nagenoeg identiek is aan die van de Amsterdam Welcome-pocketgids, waarmee inbreuk wordt gemaakt op de aan Holland Ticket Services toekomende exclusieve licentie (ofwel op het exclusieve gebruiksrecht) ten aanzien van de omslag en het logo (de huisstijl). De huisstijl werd volgens Holland Ticket Services door Amsterdam Media B.V. exclusief voor haar ontwikkeld. Holland Ticket Services stelt de stijl van de Amsterdam Welcome-gids te willen voortzetten in een tweede editie die zich moet onderscheiden van de pocketgids van Hello Amsterdam, mede ten behoeve van het vinden van adverteerders.

De voorzieningenrechter overweegt dat partijen het erover eens zijn dat een tweede editie van de Amsterdam Welcome-pocketgids van Holland Ticket Services alleen kan worden uitgebracht indien Holland Ticket Services hierover opnieuw tot afspraken kan komen met Amsterdam Media B.V, nu de eerder gemaakte afspraken alleen zagen op de eerste editie. Die afspraken hielden onder meer in dat “de copyrights van het design, schrift en beeld” bij Amsterdam Media B.V. liggen. Ter zitting heeft [X], bestuurder van zowel Hello Amsterdam als Amsterdam Media uitdrukkelijk verklaard thans ook niet langer tot overeenstemming te willen komen met Holland Ticket Services. Nu het hiermee...

IEPT20170718, GEU, Nelson Alfonso Egüed v EUIPO

Merkenrecht. Beroep tegen de vernietiging van de inschrijving van het beeldmerk met woord element ‘BYRON’ voor waren van klassen 33.

Het beroep wordt verworpen. Het nieuw ingeschreven beeldmerk met woordelement ‘BYRON’, ingeschreven voor wijnen mag niet blijven bestaan wegens het niet-ingeschreven woordmerk ‘BYRON’, ook gebruikt voor wijn. Ondanks dat het eerdere ingeschreven merk verlopen is, is er wel sprake van goodwill van het oudere merk waardoor het nieuwere merk niet ingeschreven kan blijven. Er is voldoende bewijs geleverd om te bewijzen dat er sprake is van goodwill van het niet-geregistreerde merk. Daarnaast is het marktaandeel groot genoeg om goodwill van het niet-ingeschreven merk aan te tonen en bestond deze goodwill al op het moment dat het nieuwe beeldmerk werd ingeschreven.

81. Having regard to the national case-law on that point, the Board of Appeal therefore correctly concluded that Jackson Family Farms was engaged in genuine trading activities concerning the wines sold under the BYRON trade mark at the relevant date and that, consequently, it had acquired goodwill as at the date of application for registration of the figurative mark BYRON as an EU trade mark.

T-45/16 - ECLI:EU:T:2017:518

Bundespatentgericht verklaart vormmerk Capri-Sun nietig

(Met dank aan: Ranee van der Straaten, BANNING en Monique Hennekens)

Merkenrecht. Uitspraak van het Bundespatentgericht van 28 juni 2017 inzake Deutsche SiSi-Werke Betriebs GmbH tegen Riha WeserGold Getränke GmbH & Co. KG betreffende het vormmerk op het Capri-Sun stazakje van SiSi. Dit vormmerk is door het Bundespatentgericht nietig verklaard op grond van de techniek-exceptie. Onder meer heeft het Bundespatentgericht geoordeeld dat de rechte zijkanten technisch zijn bepaald. Tegen deze uitspraak staat geen beroep meer open.

“[...]

(cc) Allen sechs Merkmalen, die den Gesamteindruck dieser dreidimensionalen Verpackungsmarke wesentlich bestimmen, sind technische Wirkungen zuzuschreiben (§ 3 Abs. 2 Nr. 2 MarkenG).

(1) Das aufrechte Stehen des Beutels ermöglicht das Aufstellen in Verkaufsregalen und erleichtert ein Abstellen des Beutels beim Gebrauch. Laut Beschreibung der Offenlegungsschrift Nr. 2 234 933 bieten sich zur Verpackung von Flüssigkeiten "standfeste Beutel" an, "die ebenso wie Flaschen oder Dosen aufstellbar sind" (Seite 2 Absatz 1 ). Der aufrechte Stand verhindert zudem das Austreten der Flüssigkeit nach der Öffnung, was das am 20. September 1955 veröffentlichte US-Patent Nr. 2, 718,1 05 wie folgt beschreibt: "A further object of the invention is the provision of an improved container having a stiffened base of a type that it will remain upright when so set on a table or support, thereby eliminating the possibility of the contents draining therefrom after opening" (Spalte 1 Zeilen 30 - 31 ).

(2) Die flachen Kanten an den Seiten und am oberen Rand dienen dem sicheren Verschluss. Soweit die Antragsgegnerin anführt, dass nicht die Kanten, sondern nur die Schweißnähte das Austreten der Getränkeflüssigkeit verhindern, ist darauf hinzuweisen, dass nur Kanten, aber keine Schweißnähte als wesentliche Merkmale erkennbar sind.

(3) Da der Boden an den beiden Seitenkanten fixiert ist, faltet er sich beim Befüllen oval auf. Die Faltung am Beutelboden erlaubt der eingefüllten Flüssigkeit, sich ohne weiteres auszubreiten. Der durch das Befüllen oval aufgefaltete Boden verleiht dem Beutel eine Standfestigkeit. Dazu wird in der Beschreibung der Offenlegungsschrift Nr. 2 234 933 ausgeführt, dass die Beutelpackung in Bodennähe einen Querschnitt annimmt, welcher der Form einer Ellipse nahekommt, so dass die Beutelpackung eine gute Standfestigkeit hat (Seite 4 Absatz 1 ).

(4) Die bauchige Wölbung und die sich nach unten leicht verjüngende Form...

IEPT20170726, Rb Den Haag, Smart v CTouch

Inbreuk op conclusie 1 EP 335 (“Size/scale and orientation determination of a pointer in a camera-based touch system”). CTouch heeft onvoldoende onderbouwd dat zij stand van de techniek US 449 of US 557 toepast: in beide publicaties worden de edges van de pointer niet bepaald met behulp van triangulatie (dat door CTouch en EP 335 wordt toegepast). “Lexinus lijn” maakt geen inbreuk op EP 335: geen inbreukanalyse gemaakt, terwijl inbreuk wordt betwist. Geen belang bij inbreukverbod conclusies 6, 7, 13 en 19 gelet op vastgestelde inbreuk op conclusie 1.

OCTROOIRECHT

Eindvonnis. Smart is actief op het gebied van interactieve schermen en oplossingen daaromtrent.Het gaat om relatief grote schermen van 40 – 120 inch die ook wel interactief schoolbord of electronic whiteboard worden genoemd. CTouch brengt in Nederland vier productlijnen interactieve optische aanraakschermen op de markt. Smart is houdster van EP 528 voor een “Method for a camera based touch system”. Ook is Smart houdster van EP 553 voor “Size/scale and orientation determination of a pointer in a camera-based touch system”. Volgens Smart maakt CTouch inbreuk op de Nederlandse delen van genoemde octrooien. In het tussenvonnis (IEPT20160120) werd geoordeeld dat CTouch geen inbreuk maakte op EP 528. Ten aanzien van EP 335 kregen partijen de gelegenheid om zich nader uit te laten over de stand van de techniek.

De rechtbank oordeelt dat sprake is van inbreuk op octrooi EP 335. CTouch heeft onvoldoende onderbouwd dat zij US 4,144,449 dan wel US 4,507,557 toepast. Smart voert terecht aan dat, anders dan bij EP335 en het systeem van CTouch, in geen van beide publicaties beide edges van de pointer worden bepaald met behulp van triangulatie. Enkel het middelpunt wordt bepaald via triangulatie. Dat verschil is niet slechts theoretisch, maar heeft ook een voordeel. Door beide edges te trianguleren aan de hand van de schaduwen op twee imagers, kan een beter onderscheid worden gemaakt in grootte van het object.

Ten aanzien van de zogenoemde “Lexinus lijn” wordt geen inbreukverbod opgelegd, omdat Smart geen inbreukanalyse gemaakt, terwijl de inbreuk door CTouch wordt betwist. Smart heeft geen belang bij een inbreukverbod op conclusies 6, 7, 13 en 19. Gelet op de vastgestelde inbreuk door CTouch op conclusie 1 van EP 335, is door Smart geen specifiek belang aangevoerd bij beoordeling van de vraag of tevens sprake is van inbreuk op EP 335 volgens conclusies 6, 7, 13 en 19.

...

IEPT20170718, GEU, Savant Systems v EUIPO

Merkenrecht. Beroep tegen het ingeschreven woordmerk ‘SAVANT’ voor waren en diensten van klassen 9, 16, 41 en 42.

Het beroep wordt verworpen. Interveniënt heeft voldoende aangetoond dat er sprake is van normaal gebruik van het ingeschreven woordmerk ‘SAVANT’ voor alle klassen waarvoor deze is ingeschreven. Het merk is onder andere ingeschreven voor computers en computerprogramma’s. Het normaal gebruik is bewezen aan de hand van onder andere artikelen, advertenties en jaarrekeningen. Deze documentatie toont niet alleen aan dat het woordmerk overeenkomt met de naam van het bedrijf maar ook dat het woordmerk voor de waren en diensten gebruikt wordt. Daarnaast heeft de kamer van beroep haar oordeel voldoende onderbouwd.

35. In the present case, that link can be established in that the mark at issue appears at the top of each invoice produced by the intervener, and in brochures and product and service guides offered by the intervener, advertisements and articles in newspapers. They inform the customer of the origin of the goods or services, such as the computer software covered by the sub-brands Pulse, Hematos and Mataco. On the basis of the documents presented, the average consumer of the categories of goods or services covered may easily understand that the mark at issue indicates the origin of the goods marketed or the services provided or indeed the goods and services invoiced.

T-110/16 - ECLI:EU:T:2017:521

IEPT20170711, Rb Amsterdam, MN v Zoom in

Uitlatingen directeur Zoom.in in Quote artikel over geschil tussen Zoom.in en MN hoeven niet te worden gerectificeerd: na ontkenning is niet duidelijk of gewraakte uitlatingen daadwerkelijk in die bewoordingen zijn gedaan, uitlatingen maken bovendien deel uit van een fel debat tussen beide partijen.

PUBLICATIE

Kort geding. MN en Zoom.in zijn ondernemingen die (onder meer) diensten verlenen aan videomakers die content online zetten op YouTube. In 2014 zijn partijen gaan samenwerken, waarbij Zoom.in MN een groter platform zou bieden om haar kanalen te openbaren en eenvoudiger te managen, via het Zoom.in CMS ‘dashboard’. Partijen zijn vervolgens met elkaar in conflict geraakt, hetgeen onder meer heeft geresulteerd in een vonnis van 1 juni 2017 (IEPT20170601) waarin de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam Zoom.in op vordering van MN veroordeeld om (onder meer) aan MN weer onvoorwaardelijk toegang te verschaffen tot het genoemde CMS. Op 5 juni 2017 is een artikel verschenen op de website van Quote Magazine met als titel “Zoomin verliest kort geding, toch jubelt ceo […]”.

MN acht de uitlatingen van de ceo in het genoemde artikel onrechtmatig. Het gaat hierbij met name om de passage: “Ik hanteer een absoluut zerotolerancebeleid ten aanzien van mensen die ons willen belazeren, chanteren of bestelen. En dat is wat er hier aan de hand is. Er is geld gestolen van Zoomin, van adverteerders en van YouTube. Want er worden structureel en doelbewust frauduleuze channels in mijn MCN-licentie gepompt”.

MN vordert samengevat Zoom.in te gebieden zich te onthouden van het uiten van beschuldigingen aan het adres van MN van betrokkenheid bij enig strafbaar feit alsmede veroordeling tot het doen plaatsen van rectificaties op Quotenet en in Quote Magazine.

De voorzieningenrechter overweegt dat de gewraakte zinnen algemeen zijn gesteld, maar dat deze door de zin “En dat is wat er hier aan de hand is.”, echter toch in verband worden gebracht met MN. Juist met betrekking tot deze zin heeft de genoemde ceo ter zitting ontkend dat hij het zo heeft gezegd. Aangezien dit kort geding zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet leent voor nader onderzoek naar de feiten blijft dit laatste in het ongewisse. Dat betekent volgens de voorzieningenrechter dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat de ceo zich onrechtmatig heeft uitgelaten en dat er daarmee ook onvoldoende aanknopingspunten zijn voor een rectificatie....


Dutch Filmworks vraagt toestemming voor opsporen torrentdown- en uploaders

Tweakers bericht: "De Autoriteit Persoonsgegevens heeft een ontwerpbesluit gepubliceerd waarin staat dat de toezichthouder van plan is om Dutch Filmworks toestemming te verlenen om illegale up- en downloaders op te sporen in torrentzwermen. Tot 25 augustus kunnen belanghebbenden commentaar leveren.

Het ontwerpbesluit van de Autoriteit Persoonsgegevens is in juli gepubliceerd naar aanleiding van een melding door Dutch Filmworks. Uit het bijgevoegde protocol is op te maken dat het filmbedrijf van plan is om illegale downloaders op te sporen door torrentzwermen in de gaten te houden. Daarvoor heeft Dutch Filmworks enkele selectiecriteria opgesteld. Zo richt het bedrijf zich op populaire torrent indexers. Daarnaast wordt er alleen gekeken naar de Nederlandse ip-adressen van up- en downloaders van een titel van Dutch Filmworks."

Lees hier meer.

IEPT20170711, Rb Amsterdam, Zoom in v MN

Gevorderde schorsing executie kort geding vonnis (IEPT20170601) over toegang tot CMS voor beheer Youtube kanalen grotendeels afgewezen: slechts met betrekking tot ‘rollup tool’ om nieuwe kanalen toe te voegen wordt ernstig rekening gehouden dat Zoom.in in de onmogelijkheid verkeert om aan het vonnis te voldoen, voor de overige mogelijkheden die MN zijn onthouden is niet aan het vonnis voldaan en is ook geen sprake van de onmogelijkheid hieraan te voldoen. Geen sprake van een vonnis dat klaarblijkelijk op een misslag berust: geen ‘evidente fout’ wegens door elkaar halen begrippen nu MN dit gemotiveerd heeft betwist en ook Youtube geen opheldering over de begrippen heeft gegeven.

PROCESRECHT

Kort geding. Executiegeschil. Zoom.in is een Nederlands bedrijf dat onder meer diensten verleent aan videomakers die hun eigen filmpjes online zetten via YouTube. MN is een Brits bedrijf dat zich richt op de exploitatie van YouTube-kanalen. Partijen zijn in 2014 gaan samenwerken, waarbij Zoom.in MN een groter platform zou bieden om haar kanalen te openbaren en eenvoudiger te beheren, via het CMS van Zoom.in. Nadat Youtube in 2016 aankondigde het beleid rond zogenoemde Multi Channel Networks zou aanscherpen, zijn tussen partijen geschillen ontstaan. Zoom.in heeft kanalen van MN ‘verhangen’ naar Zoom.in omdat het nieuwe beleid daar volgens haar toe noopte. Deze geschillen hebben geleid tot een uitspraak in kort geding van de rechtbank Amsterdam (IEPT20170601), waarin de voorzieningenrechter onder meer oordeelde dat MN weer toegang moest krijgen tot het CMS zodanig dat MN dezelfde mogelijkheden verkreeg als die zij had op 1 november 2016 om kanalen te managen, waaronder het recht haar inkomsten te beheren. Dit op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag met een maximum van 500.000,-. Daarnaast werd Zoom.in veroordeeld achterstallige-reclame inkomsten te betalen. Zoom.in vordert in het onderhavige executiegeschil om MN te gebieden om met onmiddellijke ingang de executie van het vonnis te staken.

De voorzieningenrechter overweegt dat ter zitting is gebleken dat bij de instellingen die Zoom.in ter uitvoering van het vonnis ten behoeve van MN heeft aangebracht het vak ‘content eigenaar’ niet is aangevinkt en het vak ‘alleen lezen’ wel. Dit betekent dat MN niet kan beschikken over de ‘rollup tool’, die de mogelijkheid geeft nieuwe kanalen aan het netwerk toe te voegen. Zoom.in stelt in dit verband dat MN op 1 november 2016 ook niet over...

Reactie Quote op kort geding over quotes uit Quote artikel

Quote bericht: “Jan Riemens, ceo van online videobedrijf Zoomin, heeft zich in de rechtbank met succes verweerd tegen een smaadklacht. In het vonnis lezen we dat hij tijdens zitting ontkende bepaalde uitlatingen te hebben gedaan. Dat vinden we vervelend. We hechten namelijk zeer aan het correct weergeven van citaten. Het bewuste artikel is in onze optiek zelfs vooraf door hem geaccordeerd.

In het vonnis lezen we: ‘Gedaagde sub 2 (Riemens dus, red.) heeft ter zitting verklaard dat hij bewust een algemene reactie heeft willen geven. Door de zin “En dat is wat er hier aan de hand is.” worden die algemene uitlatingen echter in verband gebracht met (de zaak tegen) MN en krijgt de lezer de indruk dat hij het over MN, dan wel de personen achter MN heeft. Juist met betrekking tot dat zinnetje heeft [gedaagde sub 2] ter zitting ontkend dat hij het zo heeft gezegd.’

Dat wekt niet alleen onze verbazing, maar ook onze irritatie. We houden er namelijk niet van als we de indruk krijgen dat mensen in de rechtbank beweren dat we verzonnen citaten publiceren. Het wringt des te meer omdat Riemens het bewuste artikel voor publicatie heeft gelezen. Hij stelde per mail een paar kleine wijzigingen voor (die ook zijn doorgevoerd), maar dit citaat liet hij ongemoeid en onbesproken.”

Lees het gehele bericht hier.

Lees het betreffende vonnis van de voorzieningenrechter hier.

Aflevering De Snijtafel over Auteursrechtwaarschuwingen

De Snijtafel bericht: "Films gaan al decennialang vergezeld van waarschuwende boodschappen over auteursrechtinbreuk, soms dreigend met vervolging, soms met schade aan je videorecorder, soms met het aanstaande faillissement van de filmindustrie. De afzenders zijn divers: sommige bestaan, sommige niet. Maar ze hebben een gezamenlijk doel, namelijk de bestrijding van ‘piraterij'.

Ewout Jansen keert terug in De snijtafel om een greep uit deze waarschuwingen te becommentariëren. Ze blijken consequent misleidend en gedeeltelijk onjuist. In het licht van de wet, tenminste. Als beschrijving van de dagelijkse praktijk worden ze steeds accurater.

Bekijk de hele aflevering: https://youtu.be/7uHF2xY3Nes"

Ferrari geen recht meer op merknaam Testarossa

HLN.be bericht: "Ferrari heeft een juridische strijd met een Duitse fabrikant van speelgoedautootjes over de merknaam Testarossa verloren.

De sportwagenbouwer heeft het merk te lang niet gebruikt en kan er dus niet langer het alleenrecht op eisen, zo oordeelde een rechtbank in Düsseldorf. Er is wel nog hoger beroep mogelijk.

Speelgoedfabrikant Kurt Hesse wierp op dat Ferrari de merknaam al dik 20 jaar niet meer gebruikt. Ferrari bouwde de modellen van het type Testarossa in Italië van 1984 tot 1996. Voor de rechtbank volstond het dat de sportwagenfabrikant het merk in de voorbije vijf jaar niet meer voldoende gebruikt heeft, zegt een woordvoerster van de rechtbank.

"Een merk moet gebruikt worden om beschermd te blijven. Dat heeft het bedrijf hier niet gedaan."" Lees het bericht hier.

Aparte cybercrimekamers bij alle gerechten

Mr. bericht: "Voor specialistische cybercrimezaken zijn rechters met specifieke deskundigheid nodig. Die komen beter tot hun recht in aparte ‘cybercrimekamers’ die bij alle rechtbanken en hoven moeten worden ingericht. Dat zegt senior raadsheer Christiaan Baardman (hof Den Haag) in het eerstvolgende nummer van Mr.

Cybercriminaliteit, zegt Christiaan Baardman in Mr., verandert continu. “Waar een moord een moord blijft, is cybercriminaliteit doorlopend technisch aan het innoveren.” Daarom moeten ook rechters permanent bijscholen. Voor de gespecialiseerde high tech cybercrimezaken zouden bij de rechtbanken aparte kamers moeten worden ingericht, zegt Baardman. “Daar pleit ik al langer voor. De politie specialiseert zich ook, al gaat dat langzaam. Het OM en advocatuur specialiseren zich ook.”"

Lees hier verder.

IEPT20170518, Rb Rotterdam, Hoi4u

Vordering om gebruik handelsnaam Canvasfoto te staken en domeinnaam Canvasfoto.nl over te dragen afgewezen: niet voldoende aannemelijk dat eiser de handelsnaam en domeinnaam niet wilde inbrengen in samenwerking en dat sprake is van onrechtmatig handelen, kort geding leent zich niet voor nader onderzoek.

IE-GOEDERENRECHT

Kort geding. Eiser en Hoi4u zijn een samenwerking aangegaan met betrekking tot het exploiteren van de website canvasfoto.nl. Hierbij is de domeinnaam canvasfoto.nl, die op naam van eiser stond, op naam van Hoi4u gezet. Eiser vordert in het onderhavige kort geding om onder meer het gebruik van de handelsnaam Canvasfoto te staken en de domeinnaam canvasfoto.nl over te dragen.

De voorzieningenrechter overweegt dat de kern van het geschil de vraag betreft of de handelsnaam en domeinnaam canvasfoto.nl zijn overgegaan in het kader van de samenwerking die partijen hebben beoogd samen te gaan. De voorzieningenrechter laat in het midden of sprake is van een handelsnaam, hetgeen door Hoi4u c.s. wordt betwist.

De voorzieningenrechter stelt dat het bestaan van een mondelinge samenwerkingsovereenkomst vaststaat, en dat het niet is gekomen tot een schriftelijk uitgewerkt document waaronder de handtekeningen van alle betrokken partijen staan hier niet aan af doet. Ten aanzien van de vraag wat de inbreng zou zijn van de partijen in de gezamenlijk te voeren onderneming acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat eiser canvasfoto.nl en alles wat daarbij hoorde zou inbrengen. De stelling van eiser dat niet bedoeld was dat hij zou afzien van het zelf voeren van een onderneming met gebruik van canvasfoto.nl, zodat hij nog steeds als rechthebbende moet worden aangemerkt, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk.

De voorzieningenrechter concludeert dat niet voldoende aannemelijk dat eiser zijn eigendomsrecht ten aanzien de handelsnaam Canvasfoto en de domeinnaam canvasfoto.nl niet wilde kwijtraken en dat sprake is van onrechtmatig handelen aan de zijde van Hoi4u. Partijen staan wat de feiten en omstandigheden betreft naar het oordeel van de voorzieningenrechter lijnrecht tegenover elkaar. Voor de beoordeling wie van partijen gelijk heeft ten aanzien van beide punten is volgens de voorzieningenrechter onderzoek naar de feiten nodig en mogelijk bewijslevering. Daarvoor biedt de onderhavige kort geding procedure gegeven haar beperkte karakter niet de mogelijkheid, oordeelt de voorzieningenrechter. De vorderingen worden afgewezen.

...


IEPT20170712, Rb Den Haag, Scotch & Soda v Esprit

Rechtbank internationaal bevoegd om van geschil kennis te nemen op grond van art 4 jo. 8 onder 1 EEX II-Vo: Esprit Europe gevestigd in Nederland, sprake van dezelfde feitelijke situatie nu beweerdelijke inbreuken dezelfde jassen betreffen en in alle landen op dezelfde wijze worden gepleegd en lex loci protectionaris voor belangrijk deel identiek zodat bij gescheiden behandeling gevaar voor onverenigbare uitspraken bestaat. Scotch-jas is een naar Nederlands recht beschermd werk: genoemde elementen zijn afzonderlijk weliswaar niet bijzonder en voor een deel zelfs triviaal, de combinatie van elementen geeft de jas echter toch een eigen gezicht, met name door de fluoriserende binnenzijde, de doorlopende bies langs de rits en de onderzijde en de vlakverdeling. Esprit-jas maakt in Nederland auteursrechtinbreuk op Scotch-jas: zelfde totaalindruk nu genoemde elementen éen op éen zijn overgenomen. Geen inbreuk naar Frans recht: weliswaar is ook hier sprake van werk en inbreuk nu werkbegrip en beschermingsomvang zijn geharmoniseerd, geen harmonisatie wat betreft makerschap en eigendom rechten waardoor afzonderlijke beoordeling vereist is, onvoldoende onderbouwd dat moet worden uitgeweken van Frans uitgangspunt dat arbeidsovereenkomst niet afdoet aan het absolute recht van de maker. Ditzelfde geldt voor Duits recht: auteursrecht komt ondanks dienstbetrekking toe aan maker. Onvoldoende gesteld om te kunnen beoordelen of auteursrecht in de overige Europese landen wel aan Scotch & Soda toekomt.

INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT - AUTEURSRECHT

Eiser Scotch & Soda houdt zich bezig met het ontwerpen, vervaardigen en verkopen van kleding, waaronder de links afgebeelde Scotch-jas. Gedaagden Esprit Europe, Esprit Retail en Esprit de Corp maken deel uit van het Esprit-concern, dat zich evenals Scotch & Soda bezighoudt met het ontwerpen, vervaardigen en verkopen van kleding, waaronder de rechts afgebeelde Esprit-jas. Volgens Scotch & Soda maakt Esprit met die jas inbreuk op haar auteursrecht.

Wat betreft de bevoegdheid overweegt de rechtbank dat de vraag of de rechtbank (internationaal) bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, dient te worden beantwoord aan de hand van EEX II-Vo. Op grond van artikel 4 van deze verordening heeft de rechtbank in elk geval rechtsmacht ten aanzien van de vorderingen, voor zover deze zijn ingesteld tegen het in Nederland gevestigde Esprit Europe. Voor zover de vorderingen zijn gericht tegen Esprit Retail en Esprit...

IEPT20170712, Rb Den Haag, Swiss Pharma v Biogen

Gemiddelde vakman zou begrip “chronic pathological inflammation” uit EP 127 begrijpen als chronologische pathologische ontsteking veroorzaakt door MS en niet als specifieke soort ontsteking binnen MS: prioriteitsdocument P1 en oorspronkelijke aanvrage zagen op brede klasse ontstekingsziekten waarvan MS alleen maar een species was, uitgaande van prioriteitsdocumenten en oorspronkelijke aanvrage zou vakman begrijpen dat uitvinding in EP 127 wordt beperkt tot een species van dat genus, namelijk ‘chronical pathological inflammation caused by MS’. Als uitleg Biogen wordt gevolgd zou sprake zijn van onduidelijkheden die gevolg zijn van onzorgvuldige formulering octrooischrift en voor risico octrooihouder moeten komen. Conclusies 1, 3 en 4 EP 127 niet nieuw in licht van Conference Abstract (samenvatting van een presentatie over onderzoek naar behandeling MS). Conclusie 2 niet inventief: uitgaande van het Conference Abstract is het voor vakman voor de hand liggend om bij de chronische ongeneeslijke ziekte MS de duur van de behandeling te verlengen van 6 tot 12 maanden.

OCTROOIRECHT

Biogen is houdster van octrooi EP 127 voor de “Administration of agents for the treatment of inflammation”. De in het octrooi gebruikte werkzame stof is natalizumab. Biogen brengt onder andere het product Tysabri aan, waarvan de werkzame stof natalizumab is. Swiss Pharma wenst de Nederlandse markt te betreden met een biosimilar van natalizumab. Swiss Pharma vordert vernietiging van het octrooi. De vorderingen worden toegewezen.

De rechtbank komt niet toe aan de vraag of EP 127 beroep kan doen op prioriteit op basis van US 134, omdat ook als zou worden aangenomen dat de prioriteit geldig is, EP 127 nietig is volgens de rechtbank. Volgens Swiss Pharma wordt het octrooi geanticipeerd door het zogenaamde Conference Abstract, een samenvatting van een presentatie over onderzoek naar behandeling MS. Om te beoordelen of dit het geval is kijkt de rechtbank naar de beschermingsomvang van EP 127.

Volgens de rechtbank zou de vakman het begrip “chronic pathological inflammation” uit EP 127 begrijpen als chronologische pathologische ontsteking veroorzaakt door MS en niet als specifieke soort ontsteking binnen MS zoals Biogen stelt. Het prioriteitsdocument P1 en de oorspronkelijke aanvrage zagen op een brede klasse ontstekingsziekten waarvan MS alleen maar een species was. Uitgaande van de prioriteitsdocumenten en de oorspronkelijke aanvrage zou de vakman begrijpen dat de...

IEPT20170707, Hof Amsterdam, Eisenhower v Body Engineers

Voornemen om licentieovereenkomst te sluiten voor rechten op logo met partij die beweerdelijk geen rechthebbende is levert geen gegronde reden op om aan juiste gang van zaken binnen onderneming te twijfelen: overeenkomst is nog niet gesloten en er is reeds een procedure aanhangig over vraag wie rechthebbende is.

ONDERNEMINGSRECHT

Verzoek Eisenhower tot enquête en onmiddellijke voorzieningen bij Body Engineers. Eisenhower heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Body Engineers en dat gelet op de toestand van de vennootschap onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen.

De Ondernemingskamer komt tot het oordeel dat het verzoek van Eisenhower tot het gelasten van een onderzoek bij Body Engineers moet worden afgewezen. Aan een beoordeling van de vraag of de onmiddellijke voorzieningen moeten worden toegewezen, wordt door de Ondernemingskamer niet toegekomen.

Vanuit IE-perspectief is relevant dat Eisenhower aan haar verzoek mede ten grondslag had gelegd dat [B] het voornemen heeft om heeft met Body Engineers een licentieovereenkomst te sluiten en overeen te komen dat vanaf 8 december 2014 een licentievergoeding van 7% over de omzet van Body Engineers aan [B] wordt toegekend voor auteursrechten op het logo van Body Engineers. Volgens Eisenhower is [B] geen rechthebbende op het logo van Body Engineers en is het uitkeren van een licentievergoeding in strijd met de statuten van Body Engineers.

Volgens de Ondernemingskamer levert dit verwijt echter geen gegronde reden op om aan een juist beleid en juiste gang van zaken van Body Engineers te twijfelen nu Madrugada en Eisenhower hebben bevestigd dat er nog geen licentieovereenkomst tussen Body Engineers en Madrugada/[B] is gesloten en er reeds een procedure tussen partijen bij de rechtbank Den Haag aanhangig is over onder andere de vraag of [B] of Eisenhower/ [A] de rechthebbende op het beeldmerk ‘Body Engineers’ is.

IEPT20170707, Hof Amsterdam, Eisenhower v Body Engineers

ECLI:NL:GHAMS:2017:2701

IEPT20170712, Rb Den Haag, Bayer

EVO (Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst) van toepassing op overeenkomst tussen [X] Beheer en Bayer. Geen forumkeuze tot stand gekomen tussen [X] Beheer en Bayer: voor overdragen overeenkomst door curator aan [X] Beheer was toestemming rechtsvoorganger Bayer [Z] vereist die deze toestemming niet heeft gegeven en er kan niet worden vastgesteld dat uitzondering uit overeenkomst, dat andere partij toestemming op onredelijke gronden heeft onthouden, van toepassing is.

PROCESRECHT – BEVOEGDHEIDSINCIDENT

Het thans failliete Leadd B.V. en [Z] hebben een Disclosure Agreement gesloten op grond waarvan Leadd haar door octrooien beschermde Apoptin technologie openbaar heeft gemaakt aan [Z]. De curator heeft op 26 oktober 2005 alle rechten uit de Overeenkomst aan [X] Beheer overgedragen. [Z] heeft de overeenkomst bij brief van 27 januari 2010 buitengerechtelijk ontbonden, welke ontbinding [X] Beheer c.s. heeft betwist. [X] Beheer stelt dat zij recht heeft op € 8.374.682,34 op grond van de overeenkomst. [X] Beheer c.s. vordert dit bedrag van Bayer nu zij, volgens door [X] Beheer c.s. verricht onderzoek, de rechtsopvolgster van [Z] blijkt te zijn. In dit incident vordert Bayer dat de rechtbank zich met betrekking tot [X] Beheer onbevoegd verklaard en voorwaardelijk voor zover haar incidentele vordering jegens [X] Beheer wordt afgewezen met betrekking tot de curator. [X] Beheer zou volgens Bayer geen beroep op het forum keuzebeding uit artikel 34 van de Overeenkomst kunnen doen.

De rechtbank beoordeelt de bevoegdheid aan de hand van het EVO (Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst). In artikel 8(1) EVO is geregeld dat de vraag óf de door [X] Beheer gestelde Overeenkomst tussen haar en Bayer bestaat (hetgeen Bayer betwist), beantwoord moet worden volgens het recht dat volgens het EVO toepasselijk zou zijn, indien de overeenkomst geldig zou zijn. Dat betekent dat op basis van artikel 3(1) EVO Nederlands recht toepasselijk is, nu in artikel 34.1 van de overeenkomst een rechtskeuze voor Nederlands recht is opgenomen. Volgens de rechtbank is er geen forumkeuze tot stand gekomen tussen [X] Beheer en Bayer. Voor het overdragen van de overeenkomst door de curator aan [X] Beheer was toestemming van de rechtsvoorganger van Bayer, [Z], vereist. [Z] heeft die toestemming echter niet heeft gegeven. Ook kan niet worden vastgesteld dat de uitzondering uit de overeenkomst, dat de...

IEPT20170131, Hof Den Haag, SNRC

Geïntimideerde mag zich aanduiden als chiropractor: Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg stelt geen (opleidings-) eisen en ‘chiropractor’ en ‘chiropractie’ zijn geen beschermde titels, niet aan SNRC om te bepalen wie als chiropractor kan worden aangemerkt nu haar normen niet als professionele standaard worden aangemerkt.

ONRECHTMATIGE DAAD

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank den Haag van 17 juni 2015 (niet gepubliceerd). SNRC (Stichting het Nationaal Register van Chiropractoren) c.s. heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd, samengevat weergegeven, dat [geïntimeerde] chiropractie beoefent zonder dat hij de daarvoor noodzakelijke opleiding heeft gevolgd. Volgens SNRC c.s. handelt [geïntimeerde] daarmee onbevoegd en onrechtmatig.

Het hof oordeelt echter dat de wet BIG geen specifieke eisen stelt aan het beroep van chiropractor en dat de titels “chiropractor” en “chiropractie” niet zijn beschermd. De wet BIG (Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg) bevat volgens het hof ook geen algemene (opleidings)normen voor personen die individuele gezondheidszorg verlenen. Het voeren van de titel “chiropractor”, of een daarop gelijkende titel, is naar het oordeel van het hof dus niet in strijd met de wet BIG.

Naar het oordeel van het hof is geen sprake van onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] jegens SNRC c.s. Het enkele feit dat een deel van in Nederland werkende chiropractoren zich bij SNRC heeft laten registreren en SNRC zelf normen heeft opgesteld, betekent volgens het hof niet dat sprake is van een professionele standaard. SNRC c.s. heeft ook niets gesteld over de wijze van totstandkoming van haar normen en evenmin is aangetoond dat deze normen breed gedragen worden door de beroepsgroep, die bovendien niet vastomlijnd is. Het is naar het oordeel van het hof niet aan SNRC om te bepalen wie al dan niet als chiropractor kan worden aangemerkt.

Het bestreden vonnis wordt bekrachtigd.

IEPT20170131, Hof Den Haag, SNRC

ECLI:NL:GHDHA:2017:2103

Viewing all 5229 articles
Browse latest View live