Vorderingen inzake onrechtmatig handelen Staat wegens onjuiste implementatie van Databankenrichtlijn verjaard. Geen reden om te oordelen dat beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht: niet in te zien dat Telegraaf mocht menen dat stelling dat geschriftenbescherming in strijd met Databankenrichtlijn is, op voorhand kansloos zou zijn.
PROCESRECHT
Telegraaf produceert een dagelijks overzicht van televisieprogramma’s op de zenders van de NPO, RTL en SBS. De omroeporganisaties hebben zich in het verleden verzet tegen deze publicatie, onder andere op grond van de geschiftenbescherming, die per 1 januari 2015 is komen te vervallen. Telegraaf stelt dat de Staat onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, omdat hij de Databankenrichtlijn (Dbrl) onjuist heeft geïmplementeerd door de geschriftenbescherming ten onrechte te handhaven. Daarom vordert Telegraaf een schadevergoeding.
Niet in geschil is dat de verjaringstermijn van vijf jaren uit artikel 3:310 (1) BW inmiddels is verstreken. Telegraaf stelt echter dat het beroep van de Staat op verjaring in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niettemin onaanvaardbaar is, omdat Telegraaf ervan uit mocht gaan dat het zinloos was een discussie over de al dan niet juiste implementatie van de Dbrl in een afzonderlijke procedure tegen de Staat uit te lokken. De rechtbank volgt de stellingen van Telegraaf niet en wijst de vorderingen af. Hiertoe overweegt zij onder andere als volgt:
“4.7. Uit de stukken die TMG in het geding heeft gebracht van de procedures die zij tegen derden heeft gevoerd, blijkt dat zij in die procedures één keer (in een bezwaarprocedure bij de NMA in 2000) het betoog heeft gevoerd dat de geschriftenbescherming in strijd is met de Dbrl. Dat zij dat standpunt herhaaldelijk zonder succes ter beoordeling aan de rechter heeft voorgelegd, kan echter niet worden vastgesteld.
4.8. Uit de eigen stellingen van TMG blijkt voorts dat er in de juridische literatuur al tijdens het implementatietraject van de Dbrl (in 1998 en 1999) op is gewezen op dat de voortzetting van de geschriftenbescherming niet in overeenstemming was met de Dbrl.
4.9. Het valt aldus niet in te zien waarom TMG heeft moeten menen dat in een procedure tegen de Staat de stelling dat de Nederlandse geschriftenbescherming niet in overeenstemming is met de Dbrl op voorhand kansloos zou zijn, daargelaten dat het Hof van Justitie van de...